Slechtvalk

Falco peregrinus
Fauna
Vogels
Slechtvalk (Falco peregrinus)
Verspreidingskaart Slechtvalk. Kaart afkomstig van de atlas van de Vlaamse broedvogels van 2000 - 2002.
Vogelrichtlijngebieden voor Slechtvalk. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.

=

Behoud van het huidige areaal van 500 km²

=

Behoud van de huidige populatie van minimaal 20 broedparen

=

De Slechtvalk is onze grootste valk. Hij is fors gebouwd met korte, brede vleugels en staart. In alle kleden is de zwarte kopkap met brede, zwarte baardstreep zeer opvallend. De volwassen vogels zijn blauwgrijs vanboven en hebben een zwarte bandering op de witte onderdelen. Jonge vogels zijn bruin vanboven en hebben zwarte lengtestrepen op de onderdelen. In de vlucht zijn de vleugels meestal licht naar achteren gebogen met een duidelijke vleugelbocht. In actieve vlucht zijn de vleugelslagen vrij snel en nogal ondiep en bereikt de vogel een gemiddelde snelheid. Bij het achtervolgen van een prooi is de vlucht doelgerichter en krachtiger, met plotselinge versnellingen tussendoor aan duizelingwekkende snelheden.

Het broedareaal omvat heel Europa behalve IJsland. In grote delen van Europa werd de Slechtvalk door vervolging en pesticidengebruik uiterst zeldzaam. De Europese populatie is ondertussen langzaam hersteld, waarbij ook het aantal winterwaarnemingen in Vlaanderen toenam. Sinds 1996 broedt de Slechtvalk terug succesvol in Vlaanderen, nadat op heel wat geschikte broedplaatsen nestbakken werden geïnstalleerd. In 2006 kwamen er in Vlaanderen reeds 26 paren tot broeden waarvan 21 succesvolle paartjes in totaal 54 jongen grootbrachten. Enkel uit West-Vlaanderen ontbreken nog (geslaagde) broedgevallen. Centraal- en Zuid-Europese broedvogels zijn standvogels. Meer noordelijke vogels komen gedeeltelijk in Vlaanderen overwinteren, in klein aantal en vrijwel uitsluitend in de poldergebieden. Meestal komt de soort dan solitair voor. In het najaar trekt een klein aantal van eind augustus tot eind november over ons land.

Habitatverlies, verstoring van de nestplaats en vergiftiging zijn de voornaamste bedreigingen voor de soort.

Door actieve bescherming en het plaatsen van specifieke nestkasten op allerlei hoge constructies kan de Slechtvalk weer jaarlijks tot broeden komen. Bij de plaatsing van de nestbakken moet men rekening houden met het voldoende grote jachtterrein waarover deze roofvogels moeten kunnen beschikken. Belangrijk is hierbij ook rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde broedende prooidieren in de omgeving. De broedplaats moet bovendien voldoende rustig zijn en dus vrij van menselijke verstoring.

Het is een roofvogel van open agrarische gebieden, half beboste landschappen tot en met steden waar een groot prooiaanbod aanwezig is en voldoende uitkijkposten. Ook plassen met veel waterwild behoren tot de favoriete jaaggebieden. Prooien kunnen zowel allerlei soorten watervogels als stadsduiven zijn. De Slechtvalk jaagt door eerst hoog boven de prooi te cirkelen en dan met een razendsnelle stootvlucht toe te slaan. Soms worden ook prooien langdurig achtervolgd om er telkens weer van bovenuit op te stoten. Natuurlijke broedplaatsen zijn rotswanden, kliffen en in mindere mate boomnesten. Broedvogels in Vlaanderen nestelen momenteel allemaal in aangepaste nestbakken geplaatst op koeltorens, schouwen, hoogspanningsmasten, appartementsblokken en kerken.

Jaarlijkse broedvogel