Bergeend

Tadorna tadorna
Fauna
Vogels
Bergeend (Tadorna tadorna)
Vogelrichtlijngebieden voor Bergeend. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud van de huidige populatie van minimaal 3.900 exemplaren

+

Oplossen van verstoring van de waterhuishouding, niet afgestemd menselijk gebruik. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Bergeend is een grote, gansachtige eend. Het verenkleed is bij beide geslachten overwegend wit met donkergroene kop, brede, kastanjebruine borstband en zwarte schouderveren, slagpennen, staartpunt en buikstreep. Deze soort heeft een rode snavel en roze poten.

Het is een broedvogel van de kusten van de meeste Europese landen, behalve IJsland en Portugal. In Spanje en Italië zijn de broedgebieden erg lokaal. De Bergeend overwintert vooral in West- en Zuid-Europa en Noord-Afrika. In Vlaanderen is het aantal broedende Bergeenden de voorbije decennia sterk toegenomen en werd het areaal sterk uitgebreid naar het binnenland toe. De Vlaamse populatie telt reeds meer dan 1.000 broedparen waarvan de overgrote meerderheid zich in de kustregio’s en het polder- en havengebied ten noorden van Antwerpen bevinden. De soort overwintert in vrij groot aantal, vnl. langs de Zeeschelde, in de Gentse kanaalzone en in enkele kustgebieden. De piek wordt het meest genoteerd in de late winter of het vroege voorjaar (tot ruim 6.000 exemplaren).

Habitatverlies, verstoring en watervervuiling zijn de voornaamste bedreigingen voor de soort.

Deze soort heeft nood aan voldoende rust en voedsel in haar broed- en overwinteringsgebieden.

Deze eendensoort broedt vooral aan zeekusten, nabij grote waterplassen en langs rivieren, bij voorkeur in open, onbegroeide gebieden. De soort nestelt meestal in holen (vaak konijnenholen). Buiten de broedtijd foerageert de soort ook op slikken en schorren, in ondiep water (zoals overstroomde graslanden en opspuitterreinen) en op akkers. Haar voedsel bestaat onder andere uit slakken, schelpdieren, kreeftachtigen, wormen en insecten. De soort rust voornamelijk op stranden, slikplaten, opspuitterreinen en grote waterpartijen.

Doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (occasioneel >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden)