Dwergstern

Sterna albifrons
Fauna
Vogels
Dwergstern (Sterna albifrons)
Vogelrichtlijngebieden voor Dwergstern. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.
Verspreidingskaart Dwergstern. Kaart afkomstig van de atlas van de Vlaamse broedvogels, 2000-2002.

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud van de huidige populatie van gemiddeld 200 broedparen

+

Oplossen van niet afgestemd menselijk gebruik, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Dwergstern is onze kleinste sternensoort en is maar half zo groot als de Visdief. In zomerkleed is een zwarte kopkap en wit voorhoofd aanwezig; de snavel is geel met een kleine zwarte punt. De bovendelen zijn overwegend lichtgrijs, de onderdelen wit. In de vlucht vallen de lichtjes gevorkte staart, de smalle vleugels en de donkergrijze buitenste handpennen goed op. De poten zijn geel. Juveniele vogels hebben net als de volwassen vogels in winterkleed een donkere snavel, maar zien er verder geheel anders uit door de zwaar geschubde bovendelen (als juveniele Grote en Dougalls stern) en meer effen donkere handpennen. Naast het (veel) kleinere formaat verschillen ze van juveniele Grote en Dougalls sterns door de lichte poten.

Het broedareaal omvat heel Europa behalve het noorden. Het is een zomergast van april tot september. Overwintering vindt plaats in Afrika. In Vlaanderen broedt de Dwergstern sinds jaren alleen in het havengebied van Zeebrugge, op de opspuitterreinen van de voorhaven, het kunstmatige sternenschiereiland en het strandreservaat Baai van Heist. In 1997 maakte deze populatie (425 paren) 4% uit van de Noordwest-Europese populatie, maar tegenwoordig broedt hier nog slechts minder dan 1% van de populatie. Vroegere broedplaatsen als het Zwin en de duinen of stranden van de Westkust zijn al tientallen jaren verlaten.

De voornaamste bedreigingen voor de soort zijn habitatverlies door urbanisatie en hoge recreatiedruk van de kustlijn, vegetatiesuccessie en overstromingen van de nestplaats, industriƫle ontwikkeling op opspuitterreinen en watervervuiling (vooral accumulatie van toxische stoffen via het voedsel).

Essentieel voor de soort is het beschermen en in stand houden van de huidige kolonies. Lokaal moet vegetatiesuccessie tegengegaan worden door het afplaggen van de vegetatie en het aanbrengen van schelpenmateriaal. Verstoring kan worden voorkomen door broedterreinen af te sluiten voor het publiek. Voor doortrekkers kan een voldoende groot stuk strand afgesloten worden, waar sterns zich kunnen verzamelen om te rusten.

De Dwergstern broedt in kolonies op zand-, kiezel- of schelpenstranden nabij het water. Bij ons broedt de soort enkel aan de kust, elders in Europa ook wel langs brede rivieren tot ver in het binnenland. Wanneer de vegetatie opschiet, wordt het gebied al snel verlaten als broedplaats. Anders dan bij de Visdief, foerageert de Dwergstern het liefst in de branding op kleine vissen. Hij bidt vaak langdurig laag boven het water om daarna naar vis te duiken. Het duiken wordt sneller herhaald dan bij andere sterns.

Vlaanderen: Status Jaarlijkse broedvogel Noordzee en Vlaanderen: Broedvogel/doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (geregeld >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden)