Geel schorpioenmos

Drepanocladus vernicosus
Flora
Planten
Geel schorpioenmos (Hamatocaulis vernicosus)
Kaart van de speciale beschermingszones voor: Geel schorpioenmos
Verspreidingskaart Geel schorpioenmos

+

Uitbreiding van het huidige areaal

+

Uitbreiding van de huidige populatie

+

Oplossen van verstoring van de waterhuishouding, eutrofiëring en/ofverzuring, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

Geel schorpioenmos is een vrij robuust, groen, goudgeel tot bruin, regelmatig geveerd slaapmos, waarvan de stengel tot 15 cm lang wordt. De 3 mm grote bladeren zijn generfd en aan de top sikkelvormig gebogen. Aan de basis zijn de bladeren geplooid. Microscopisch onderzoek is noodzakelijk om de soort met zekerheid te onderscheiden van andere slaapmossen met haakvormig gebogen bladeren. Aan de bladbasis ontbreken oortjes en de stengel heeft geen buitenste cellaag met grote, doorzichtige cellen, noch centrale streng (te zien op een coupe). Het mos vermeerdert zich vegetatief met behulp van losbrekende takjes; sporenkapsels zijn in Vlaanderen niet gevonden.

Geel schorpioenmos is in Vlaanderen bekend van 7 locaties, alle in de Antwerpse Kempen. Van drie plaatsen is hij alleen bekend van vóór 1900 en van twee plaatsen alleen van vóór 1950. Slechts op één plaats, in Oelegem, is de soort na zijn ontdekking in 1904 nog recent teruggevonden.
De vele vermeldingen in de literatuur voor het Torfbroek in Kampenhout berusten alle op foutieve determinaties (verwarring met Groen schorpioenmos).

Hoofdoorzaak van de achteruitgang is de ontginning, ontwatering, vermesting en verbossing van venen en moerassen met basenrijke kwel.

Stagnerend regenwater moet afgevoerd worden om het basenrijke kwelmilieu te optimaliseren. Andere belangrijke maatregelen zijn het tegengaan van verdroging en vermesting. Een maai- of graasbeheer is noodzakelijk zodat geen verbossing optreedt, hoewel een zwakke beschaduwing wel kan worden verdragen.

De soort is aan te treffen in moskussens in basenrijke (maar niet kalkrijke), stikstofarme en natte depressies in blauwgraslanden en voedselarme Dotterbloemhooilanden (habitattype 6410) en in kwelvenen (cf. habitattype 7140).