Platte schijfhoorn

Anisus vorticulus
Fauna
Weekdieren en geleedpotigen
Platte schijfhoorn
Verspreidingskaart (2007), Platte schijfhoren

=

Areaal onbekend

+

Uitbreiding van de huidige populatie

=

Oplossen van ongunstige waterkwaliteit, eutrofiëring en/of verzuring, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Platte schijfhoren is een schijfvormige waterslak van ca. 6 mm diameter en 1 mm dikte. Het slakkenhuisje is mat bruin en spiraalvormig opgewonden met in totaal zo’n 5,5 windingen die geleidelijk in grootte toenemen. De mondopening neemt slechts 1/5 van de diameter in beslag en is duidelijk breder dan hoog. De laatste winding heeft een duidelijke kiel. In tegenstelling tot de algemene, sterk gelijkende, maar grotere (tot 13 mm) Draaikolkschijfhorenslak (Anisus vortex), is de kiel echter gelegen ter hoogte van of net boven het midden van de winding. De vorm van de mondopening en de duidelijke kiel sluiten verwarring uit met nog 2 andere zustersoorten, die tot 9 mm diameter groot worden (Anisus leucostoma en A.spirorbis).

De Platte schijfhoren is een soort met een Midden- en Oost-Europese verspreiding. De slak werd voor het eerst in Vlaanderen aangetroffen in 1986 te Zolder (Limburg), tot voor kort de enige bekende vindplaats. Recent zijn levende exemplaren of verse huisjes van de soort ook in kleine aantallen aangetroffen in de IJzervallei te Diksmuide (Houtensluisvaart, Kasteelvijver Blankaart, Ringkanaal Spaarbekken), de Moervaart (Desteldonk) en (aangevoerde exemplaren?) in de Schelde te Doel. Gericht onderzoek kan wellicht nog bijkomende vindplaatsen in Vlaanderen opleveren. Naar verwachting zijn de polders en de grote riviervalleien (o.a. Leie, Schelde, Rupel) kansrijke gebieden om de soort aan te treffen. Elders verdienen permanente, vegetatierijke waters de aandacht. Nazicht van museumcollecties bracht alvast ook nog oude vindplaatsen aan het licht langs de Zenne en in Eksaarde, Adinkerke, Oostduinkerke en Berlare Broek.

Dit slakje heeft vooral te leiden van nutriëntenaanrijking, waardoor ondergedoken waterplanten verdwijnen of het wateroppervlak met een laag kroos wordt afgedekt. Frequente vegetatie- en slibruimingen in waterlopen zijn ongunstig en kunnen, in combinatie met vermesting, uiteindelijk nefast zijn voor de populatie. Ook tijdelijke uitdroging van het habitat leidt tot het verdwijnen van de soort. Alle vernoemde bedreigingen kunnen cumulatief optreden bij landbouwintensivering in valleigebieden. In het Blankaartgebied vormt de intensieve landbouw in de bovenstroomse gebieden een knelpunt voor de waterkwaliteit in de vallei.

Een goede waterkwaliteit is een randvoorwaarde voor het behoud of herstel van populaties. Het verwijderen van waterplantenvegetaties of ruimen van slib dient achterwege te blijven of op een dusdanige manier te gebeuren dat op korte afstanden van elkaar altijd delen van het leefgebied onaangeroerd blijven. Winterse overstromingen kunnen bijdragen aan de dispersie van de soort.

Dit slakje leeft in niet verontreinigd, stilstaand tot langzaam stromend, zoet, eutroof water met een rijke, ondergedoken vegetatie (cf. habitattype 3150). Dit kunnen zowel plassen als sloten of vaarten zijn. Waters met een dichte, drijvende waterplantenvegetatie zijn minder geschikt. De slakken leven in de vegetatie of zweven aan het wateroppervlak, waar ze zich voeden met algen of ander plantaardig materiaal.