Boomkikker

Hyla arborea
Fauna
Amfibieën en reptielen

+

Uitbreiding van het huidige areaal

+

Uitbreiding van minimum 20 populaties, en versterken van de resterende populaties waarbij gestreefd wordt naar minimaal 200 roepende mannetjes per populatie, die zich in minstens een grote of meerdere kleine, nabijgelegen waterpartijen voortplanten.

+

Oplossen van eutrofiëring en/of verzuring, versnippering, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Uitbreiding van het huidige leefgebied met 26 - 27 ha onder de vorm van poelen (open water), kleine landschapselementen, ruigten en struwelen, naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

Dit is een kleine kikker (lichaamslengte tot 3,5-5 cm) met een gladde, grasgroen gekleurde huid. Kenmerkend zijn de hechtschijfjes aan het uiteinde van de vingers en tenen, waardoor ze vlot op oevervegetatie en takken en in struweel kunnen kruipen. De mannetjes produceren ’s nachts een erg luide roep met behulp van een grote keelkwaakblaas. Boomkikkerlarven zijn vrij licht gekleurd en ze vertonen een goudgroene schijn.

Boomkikkers worden momenteel nog uitsluitend aangetroffen aan de oostkust (Knokke-Heist), op een drietal plaatsen in Midden-Limburg (Zonhoven, Genk, Diepenbeek) en in de Maasvallei (Maasmechelen). Vroeger had de soort een veel ruimere verspreiding. De resterende vindplaatsen zijn gelegen in natuurreservaten, met uitzondering van deze aan de Oostkust.

Tijdens de afgelopen 20 jaar, maar ook reeds vroeger, verdween een groot aantal vindplaatsen en zijn de aantallen dieren in de meeste populaties sterk afgenomen, vooral door vernietiging en degradatie van voortplantingsplaatsen en landbiotopen. De resterende populaties zijn vaak zo klein dat ze op het punt staan te verdwijnen.

Belangrijke maatregelen zijn het behoud en de uitbreiding van geschikte voortplantingswateren en landbiotopen in de omgeving. Door aanleg van houtkanten en kleine wateren kunnen versnipperde populaties met elkaar terug verbonden worden. De voortplantingswateren dienen gevrijwaard van vermesting, verdroging, verzuring en te sterke verlanding en worden zo veel mogelijk visvrij gehouden. Drastisch opschonen van Boomkikkerpoelen en hun oevervegetatie in de periode maart-augustus dient vermeden.

Als voortplantingsplaatsen komen allerlei ondiepe en stilstaande zoetwaterplassen in aanmerking, zowel kleine veedrinkpoelen als grotere vijvers. Het water is gewoonlijk licht tot matig voedselrijk en heeft een neutrale zuurtegraad (cf. o.a. habitattype 3150). Belangrijk is dat het water en de oeverzone goed en langdurig door de zon beschenen wordt en dat de plas niet droogvalt voor het einde van de zomer. Plassen waarin vissen of eenden voorkomen, zeker in combinatie met weinig waterplanten om in te schuilen, zijn niet geschikt voor Boomkikkers. De aanwezigheid van een gordel van ondergedoken of drijvende waterplanten en een rijke oevervegetatie met Riet en/of andere oeverplanten is positief. De dieren zijn vooral ’s nachts actief en houden zich overdag op in de opgaande oevervegetatie. De landbiotopen zijn zonbeschenen ruigtevegetaties, braamstruwelen, houtwallen en bosranden gelegen in kleinschalige landschappen. Geschikte landbiotopen moeten aanwezig zijn in de directe omgeving van de plas (liefst op minder dan 500 m). Vanaf oktober tot half april overwinteren Boomkikkers op het land in hopen plantaardig afval en in allerlei holtes.