Gladde slang

Coronella austriaca
Fauna
Amfibieën en reptielen
gladde slang, (c) Brecht Engelen

=

Behoud van het huidige areaal

+

Uitbreiding van het huidig aantal populaties, waarbij gestreefd wordt naar minimum 50 adulte individuen per populatie

+

Oplossen van versnippering, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Uitbreiding van het huidige leefgebied met 300 - 310 ha onder de vorm van een mozaïek van droge en natte heide, naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Gladde slang is een vrij kleine, slanke slang (totale lengte: 50-70 cm) met een onopvallende overgang tussen het lichaam en de smalle kop. De rugzijde is meestal bruingrijs met twee rijen donkerbruine of zwarte vlekken. Een donkere band loopt vanaf het neusgat, door het oog, boven de mondhoek tot in de hals. De ogen zijn klein en hebben een ronde pupil. De kleine kop is aan de bovenzijde bedekt met grote schilden.

De verspreiding in Vlaanderen is beperkt tot de provincies Antwerpen en Limburg, waar de soort vooral wordt aangetroffen in heideterreinen. Er zijn ook enkele meldingen uit Vlaams-Brabant, maar vanaf 1995 ontbreken hier recente gegevens. Door de eerder verborgen levenswijze kan de soort gemakkelijk over het hoofd gezien worden.

De achteruitgang van deze soort is vermoedelijk vooral te wijten aan het verdwijnen en versnipperen van geschikte leefgebieden, zoals structuurrijke heidegebieden en open bossen.

Specifieke beheersmaatregelen voor deze soort bestaan vooral uit een aangepast beheer van de nog resterende heideterreinen en een herstel van verbindingselementen tussen de verschillende delen van het leefgebied. Verbossing en grootschalig plaggen, maaien of branden zijn te vermijden. Een mix van open, zandige plekjes, naast een dichte begroeiing van lage heide en grasvegetaties met verspreid staande bomen en struiken vormt een ideaal leefgebied. Zonering van recreatie is aangewezen.

De Gladde slang vertoont in onze streken een voorkeur voor droge, zonbeschenen terreinen. Zo wordt ze aangetroffen in droge heiden, droge graslanden, open plekken in loofbossen, op grazige hellingen en langs bosranden (o.a. habitattypen 2310, 2330, 4030, 6230 en 9190). Toch zijn er ook vindplaatsen in nattere biotopen, zoals de omgeving van vennen of in beekvalleien (o.a. habitattypen 4010, 6410). De Gladde slang verkiest biotopen die een kleinschalige afwisseling bieden van zonbeschenen en schaduwrijke plekjes. De aanwezigheid van een dichte bodembegroeiing van dwergstruiken (bv. Struikhei, Blauwe bosbes) of grassen, samen met verspreid staande struiken of bomen, is belangrijk. Daarom kan men de Gladde slang vaak aantreffen langs lijnvormige structuren zoals bosranden, (oude) spoorwegtaluds, landduinen en wegranden, die een kleinschalige variatie in microklimaat bieden. Daarnaast is ook de aanwezigheid belangrijk van een vrij losse ondergrond, bedekt met dood plantenmateriaal waarin de Gladde slang zich kan verschuilen. De zomeren wintergebieden liggen meestal binnen eenzelfde biotooptype. Gladde slangen overwinteren onder de grond in de periode oktober-maart. Het wijfje werpt 6 tot 15 jongen die bij hun geboorte onmiddellijk uit het eivlies breken en 14 tot 20 cm lang zijn.