Kemphaan

Philomachus pugnax
Fauna
Vogels
Kemphaan, Philomachus pugnax
Vogelrichtlijngebieden voor Kemphaan. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.
Kemphaan (Philomachus pugnax)

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud van de huidige populatie van minimaal 800 exemplaren

=

Oplossen van verstoring van de waterhuishouding, niet afgestemd menselijk gebruik, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Kemphaan is een middelgrote steltloper met een middellange, licht omlaag gebogen snavel. Mannetjes in zomerkleed hebben een spectaculaire kuif en kraag die zwart, wit, ros of blond kunnen zijn en opgezet kunnen worden. Ze zijn altijd duidelijk groter dan het vrij onopvallend getekend vrouwtje. Buiten de broedtijd zijn Kemphanen bruin geschelpt met lichte veren rond de snavelbasis. De juveniele vogels zien er uit als de adulten in de winter, maar hun onderdelen zijn warmer, egaal geelbruin getint en de bovendelen gelijkmatig geschubd met donkere veercentra. Volwassen mannetjes hebben altijd fel oranje poten. In de vlucht zijn in alle kleden een zeer smalle vleugelstreep en een witte insnijding aan de zijkant van de stuit zichtbaar. Het is een zeer zwijgzame vogel.

Het broedareaal omvat heel Noord-Europa vanaf Nederland, behalve de eilanden. De overwinteringsgebieden strekken zich dan weer uit vanaf Nederland tot in Noord-Afrika. In Vlaanderen wordt al 30 jaar niet meer gebroed. De laatste broedgevallen van deze kritische weidevogel waren in Doel en de Uitkerkse Polder. De sterke afname van de Nederlandse broedpopulatie geeft weinig hoop op toekomstige broedgevallen bij ons. Op trek en vooral in de winter komt de Kemphaan wel in hoge aantallen voor met concentraties van honderden tot ruim 2.000 exemplaren in de IJzervallei (vooral bij winterse overstromingen), kust- en Scheldepolders en in het Gentse (bv. Bourgoyen-Ossemeersen).

Habitatverlies (o.a. door het in cultuur brengen van vochtige heidevelden), verstoring van de nestplaats, watervervuiling, verdroging, vegetatiesuccessie en sterke waterpeilschommelingen bij de nestplaats zijn de voornaamste bedreigingen voor de soort.

Een gunstige beheermaatregel is het in stand houden van drassige weilanden met reliëf die weinig of niet bemest worden. Voor doortrekkers en overwinteraars is het van belang ondiep overstroomde graslanden en voldoende grote, ondiepe plassen met voldoende slik te creëren en in stand te houden.

De soort broedt op hoogvenen, moerassen en poelen op berghellingen en toendra en drassige graslanden met reliëf. Op hogere delen van het broedterrein bevinden zich de baltsplaatsen waar de mannetjes met opgezette sierkragen en afhangende vleugels druk vechten om een vrouwtje. Kemphanen waren vroeger een typische broedvogel van uitgestrekte en vochtige heidelandschappen en van extensief beweid, vochtig en veelal onbemest grasland met veel poeltjes en slikranden in polder- en kweldergebieden. In de winter en op doortrek foerageren Kemphanen op allerlei drassige of overstroomde weilanden, slikken, opspuitterreinen en akkerland. Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten en hun larven en wordt verzameld op slikkige open plekken. ’s Avonds trekken ze naar een gemeenschappelijke slaapplaats.

Onregelmatige broedvogel