Droge kalkgraslanden en struweel op kalkbodem (6210)

Tiendeberg
Kaart van de speciale beschermingszones voor: Droge halfnatuurlijke graslanden en vegetaties met struikopslag op kalkhoudende bodems (Festuco-Brometalia)
Kalkgrasland
Mergel met silexfragmenten
Vaarttaluds
Wijngaardslak
Dwergblauwtje
Vliegenorchis
Soldaatje
Poppenorchis
Aarddistel
Kleine pimpernel

Kalkgraslanden zijn droge tot halfdroge graslanden op basenrijke bodems. Het kalkrijke substraat en de naar het zuiden georiënteerde helling zorgen voor een warm microklimaat met kenmerkende, warmteminnende soorten die doorgaans een Midden- tot Zuid-Europees verspreidingsareaal hebben. Zowel de kruidlaag als de moslaag zijn goed ontwikkeld en vertonen een zeer hoge soortenrijkdom. Kalkgraslanden komen vrijwel niet voor in Vlaanderen.

Graslanden
6210
Droge halfnatuurlijke graslanden en vegetaties met struikopslag op kalkhoudende bodems (Festuco-Brometalia)
Droge kalkgraslanden en struweel op kalkbodem.

Kalkgraslanden zijn droge tot halfdroge graslanden op basenrijke bodems. Het kalkrijke substraat en de naar het zuiden georiënteerde helling zorgen voor een warm microklimaat met kenmerkende, warmteminnende soorten die doorgaans een Midden- tot Zuid-Europees verspreidingsareaal hebben. Zowel de kruidlaag als de moslaag zijn goed ontwikkeld en vertonen een zeer hoge soortenrijkdom. Kalkgraslanden komen vrijwel niet voor in Vlaanderen. Volgende types kunnen worden onderscheiden: Kalkgrasland in strikte zin (Gentiano-Koelerietum) komt slechts zeer plaatselijk voor. Het betreft slechts vegetatiefragmenten met soorten als Blauwgras, Duifkruid, Grote centaurie, Ruige scheefkelk, Geel zonneroosje, Kleine pimpernel, Kalkwalstro, Gevinde kortsteel, Aarddistel, Bergdravik, Zachte haver en diverse orchideeënsoorten. Deze gemeenschap komt in beter ontwikkelde vorm voor in het nabijgelegen Waalse deel van de Sint-Pietersberg en in Nederlands Limburg. Op niet meer gemaaide of begraasde graslanden ontwikkelen zich struwelen, eventueel omringd door mantel- en zoomvegetaties. Deze worden integraal tot het habitattype gerekend. De zoomvegetaties en struwelen worden vaak gedomineerd door Tweestijlige meidoorn, Sleedoorn, Hazelaar en Bosrank. Ze verschillen van de doornstruwelen op kalkarmere gronden door aanwezigheid van Kraagroos, Bosroos, Rode kamperfoelie, Wilde liguster, Wilde kardinaalsmuts, de zeldzame Wegedoorn, Gele kornoelje, Zuurbes en kruiden als Donderkruid, Ruig viooltje, Borstelkrans, Hokjespeul, Glad parelzaad, Wilde marjolein en Welriekende agrimonie. Graslanden en struwelen op droge kalkrijke bodem zijn vooral bekend omwille van hun grote rijkdom aan orchideeën. De Habitatrichtlijn beschouwt belangrijke orchideeënsites als een prioritair habitattype. Met een "belangrijke orchideeënsite" wordt bedoeld: - een site met een hoog aantal soorten orchideeën - een site met een belangrijke populatie van minstens 1 orchideeënsoort die niet algemeen is in de lidstaat - een site met één of meer zeldzame tot uiterst zeldzame orchideeënsoorten in de lidstaat. Glanshavergraslanden en Kamgrasweiden met kalkminnende soorten behoren tot het habitattype 6510. Kalkrijke duingraslanden worden tot de vochtige duinvalleien (habitattype 2190) en tot de vastgelegde duinen met kruidvegetatie (habitattype 2130) gerekend. Kalkgraslanden zijn zeer rijk aan specifieke ongewervelde dieren, waarvan vele warmteminnend zijn en hier aan de noordgrens van hun areaal voorkomen, ofwel specifiek gebonden zijn aan één van de vele kenmerkende plantensoorten. Een gevarieerde vegetatiestructuur is voor de meeste soorten zeer belangrijk. Dankzij de kalkrijkdom is een grote diversiteit aan huisjesslakken kenmerkend, bv. de Wijngaardslak (bijlage 5 van de Habitatrichtlijn).

Kalkgraslanden zijn in oppervlakte slechts “marginaal” aanwezig in Vlaanderen. De belangrijkste groeiplaatsen liggen aan de voet van het natuurreservaat Tiendeberg te Kanne en op de tumuli ten zuiden van Tongeren. Op de kanaaltaluds van het Albertkanaal in Zuid-Limburg, tussen Kanne en Veldwezelt, dagzoomt mergel waarop verschillende typische soorten van het habitattype voorkomen en zich in toenemende mate vestigen. Het Overbroek te Gelinden heeft deels een kalkgraslandkarakter. In de Voerstreek komen wegbermvegetaties voor met typische kalkgraslandsoorten zoals Bergdravik en Gevinde kortsteel. Het natuurreservaat Vaarttaluds te Zwevegem- Moen kan niet als een strikt kalkgrasland getypeerd worden, maar door de dagzomende kalkrijke klei vormt het gebied de soortenrijkste orchideeënsite in Vlaanderen.

Een periodiek begrazingsbeheer is de meest aangewezen beheervorm. Kleine, geïsoleerde percelen komen eerder in aanmerking voor een maaibeheer. Ruigten en struwelen hebben baat bij een cyclisch maai- en kapbeheer. Verbossing van struwelen dient men tegen te gaan door selectief kappen van boomopslag.

- Stopzetten van het maai- of begrazingsbeheer leidt tot verruiging en opslag met Meidoorn en Sleedoorn die in een latere fase overgaat naar loofbos. Enkel de evolutie naar struweel behoort inherent tot het habitattype. - Bemesting leidt tot het verdwijnen van de meest kritische soorten en uiteindelijk tot soortenarm cultuurgrasland; inspoeling van nutriënten uit hoger gelegen landbouwgronden leidt tot plaatselijke verruiging. - Overmatige betreding. - Selectief inzamelen van zeldzame plantensoorten (bv. orchideeën).

Een natuurgericht beheer op plaatsen waar kalkrijke bodemlagen dagzomen biedt kansen voor uitbreiding van kalkgrasland en struweel, vooral wanneer die in de directe omgeving nog aanwezig zijn. Herstel van kalkgraslanden uit verboste of sterk verstruweelde vegetaties is mogelijk door het verwijderen van de opslag. In Nederlands Limburg werden ze hersteld uit zwaar bemest cultuurland en intensief gebruikt akkerland door een vrij intensief maai- of graasbeheer gericht op een nutriëntenreductie in de bodem.

- Luchtkwaliteit: N-depositie < 21 kg N/ha/jaar.

** Voor advisering in het kader van de passende beoordeling wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de referentiewaarden die in de praktische wegwijzers zijn opgenomen.**