Bocagelandschap met grasland- en moerasvegetaties

Het grasland- en moeraslandschap wordt beschouwd als een samenhangend complex van bloemrijke hooilanden (6510), schralere graslandtypes (6410) en natte ruigtes (6430). Tevens worden eutrofe plassen (3150) toegevoegd. Deze SBZ is in de G-IHD als essentieel voor het habitattype 6430, zeer belangrijk voor het habitattype 6510 en belangrijk voor het habitattype 6410 aangeduid. Er is een kennislacune voor wat het habitattype 3150 betreft. Momenteel komen deze habitattypes sterk versnipperd voor. De aanwezigheid van minstens een aantal grote complexen is noodzakelijk voor de instandhouding van habitattypische soorten gebonden aan deze bloemenrijke graslanden en moerassen, waarbij voor zowel insectenfauna als vogelsoorten een belangrijk leefgebied gecreëerd wordt. Binnen de deelgebieden dient in eerste instantie zorg besteed te worden aan de kwaliteitsverbetering van de aanwezige grasland- en moerashabitats.

De realisatie van een aantal grote grasland- en moeraskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten (o.a. Sprinkhaanzanger, Blauwborst, Rietgors,…), is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen dit SBZ voor deze habitats. Hierbij wordt de realisatie van deze kernen tot 30 ha of meer [*] tot doel gesteld in de deelgebieden 17 Markvallei west (realisatie van 2 kernen), 22 Moenebroek, 24 Wellemeersen, 30 middenloop Zwalm (realisatie van 4-tal kleinere kernen, verspreid over deelgebied) en 31 vaarttalud Moen (richtwaarde 51 ha enkel habitattype 6510).

In een aantal deelgebieden worden beperktere oppervlaktetoenames voorzien van de grasland- en moerashabitats. Hierbij wordt enerzijds gestreefd om de aanwezige grasland- en moerashabitats beter te bufferen en/of te verbinden (door beperktere uitbreidingen van habitattypes en/of behoud/ontwikkeling van RBB’s) en anderzijds overgangen naar bosranden en –zomen verder te ontwikkelen. Door deze kleinere ‘snippers’, die vaak kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten bevatten, te behouden en verder te ontwikkelen (met beperktere uitbreidingen), kan de kans op het lokaal uitsterven sterk worden gereduceerd. Kleinschalige oppervlaktetoenames worden voorgesteld in de deelgebieden 1 bos t’Ename, 4 bos Terrijst, 5 Burreken, 6 Brakelbos, 7 Hayesbos-Steenberg, 9 Trimpont, 10 Steenbergse bossen, 11 Hasselt- & Parkbos, 12 Raspaillebos, 13 Neigembos en 15 Patersbos. Daarnaast zijn in de SBZ plaatselijk potenties aanwezig voor ontwikkeling van het habitattype 3150 (eutrofe plassen).

[*] De totale oppervlakte is de som van de habitattypes 6410, 6430, 6510 en RBB’s (vnl. dotterbloemhooilanden, rietlanden en grote zeggenvegetaties).