Bocagelandschap met mozaïekstructuur van graslanden en kleine bosjes

Het bocagelandschap bestaat uit een mozaïek van habitattypes waarin vooral 6510 (glanshavergraslanden en kalkrijke kamgraslanden) en 6210 (kalkgraslanden) voorkomen, met lokaal kleinere oppervlaktes van 2330_dw (dwerghaververbond), 6110 (kalkrijk of basifiel grasland op rotsbodem) en 6230_hnk (droge, kalkrijke, heischrale graslanden).
De SBZ vormt het unieke kerngebied voor fauna en flora van kalkrijke graslanden op Vlaamse schaal en is daardoor een hotspot voor sterk bedreigde soorten. Voor het areaalbehoud van deze habitattypische soorten, waarvan sommige in het gebied enkel nog als relictpopulatie voorkomen (en waarvan de verspreiding in Vlaanderen erg beperkt is), is een toename van deze graslandtypes nodig. De habitatvlekken, die elkaar afwisselen in waardevolle graslandkernen met habitat en regionaal belangrijke biotopen zorgen voor voldoende kansen voor leefbare populaties van de habitattypische faunasoorten (in het bijzonder dagvlinders argusvlinder (Lasiommata megera), bruin dikkopje (Erynnis tages), bruin blauwtje (Plebeius agestis), kaasjeskruiddikkopje (Carcharodus alceae), klaverblauwtje (Polyommatus semiargus), braamparelmoervlinder (Brenthis daphne), dwergblauwtje (Cupido minimus) en boswitje (Leptidea sinapis)).

Voor de SBZ worden volgende doelstellingen gesteld:

  • 1. Ontwikkeling van een kern grasland van ca. 30 ha in deelgebied 4 Caestert
    . Deze graslandkern is een mozaïek van de habitattypes 6510_hu(k), 6210_hk/sk, 6230_hnk, 2330_dw. De habitattypes 6210_hk/sk en 2330_dw kunnen enkel ontwikkelen op de (micro-)locaties waar de abiotische factoren dit toelaten. Het geheel van habitats zorgt voor voldoende kansen voor leefbare populaties van habitattypische kalk- en schrale graslandsoorten (specifieke kalkflora, dagvlinders,...). De houtkanten met doornstruiken (meidoorn sp., Sleedoorn) maken de graslandkern geschikt als foerageergebied voor een aantal vleermuissoorten en grauwe klauwier. Het gevormde bocagelandschap in deelgebied 4 Caestert, vormt leefgebied voor 2 koppels grauwe klauwier. Deze kern moet de Vlaamse hoofdpopulatie van de kalk- en schraalgraslandsoorten vormen.
  • 2. Ontwikkeling van een graslandkern van ca. 15 ha in deelgebied 2 Tiendeberg
    . Deze kleinere graslandkern vormt een mozaïek van de habitattypes 6510_hu(k), 6210_hk/sk en 6230_hn(k), 2330 _dw. Het geheel van habitats zorgt voor voldoende kansen voor leefbare populaties van habitattypische kalk- en schrale graslandsoorten (specifieke kalkflora, dagvlinders,...). De houtkanten met doornstruiken (meidoorn sp., sleedoorn) maken de graslandkern geschikt als foerageergebied voor een aantal vleermuissoorten en grauwe klauwier. Dit gebied vormt het leefgebied voor 1 koppel grauwe klauwier.
  • 3. Aanleg van hagen/mantel-zoomvegetaties rond kleinere graslandvlekken
    (vooral in deelgebied 1 Roosburg, 3 Keel-Muizenberg en 6 Lacroix oost) van de SBZ door middel van aanleg van de regionaal belangrijke biotoop doornstruwelen van leemhoudende gronden (rbbsp), 6210_hk en 6210_sk.
    In deelgebied 1 Roosburg kan door toename van 1 ha 6510_huk, 8 ha 6510_hu, 3 ha rbb-kam en 1 ha 6210hk en 6210sk en rbb sp een leefgebied ontstaan voor 2 BP grauwe klauwier.
    In de mantel/zoom vegetatie worden kritische kensoorten behouden of worden omstandigheden gecreëerd waarin deze soorten overlevingskansen hebben. Voor de grauwe klauwier zijn deze mantel-zoomvegetaties foerageergebied. Verder zijn deze zomen ook belangrijk voor bosrandvlinders (sleedoornpage, boswitje) en soorten als goudvink, zomertortel en geelgors.
    In de kleinere deelgebieden kan beperkt ook habitat 6510_huk ontwikkelen, afhankelijk van de specifieke abiotische toestand. Voor deze kleine deelgebiedjes worden geen specifieke oppervlaktedoelstellingen geformuleerd.
  • 4. Ontwikkelen van een gezonde mestbewonende fauna
    Voor de voedselbehoeften van laatvlieger, grote hoefijzerneus, ingekorven vleermuis en vale vleermuis is een gezonde mestfauna essentieel. Het is dan ook belangrijk dat er bij het gebruik van veterinaire producten bij vee bewust gekozen wordt voor producten die een gezonde mestbewonende fauna kunnen ontwikkelen (vermijden van werkzame stof ‘avermectines’). De realisatie van deze maatregel komt ook de grauwe klauwier en andere soorten van het bocagelandschap ten goede.