Heidelandschap

Naast de diverse boscomplexen omvat het gebied ook een aantal kleine tot middelgrote heidekernen. Het heidelandschap omvat de volgende Europese habitattypes en soorten:

  • landduinhabitats (2310 en 2330);
  • voedselarme tot matig voedselrijke vennen en plassen (3130), dystrofe vennen (3160) en oligotroof zuur overgangsveen (7140_oli);
  • voedselarme tot matig voedselrijke plassen met kranswiervegetaties (3140);
  • vochtige heide (4010) met slenken op veengronden (7150);
  • droge heide (4030);
  • droog soortenrijk heischraal grasland (6230_ha en 6230_hn);
  • drijvende waterweegbree;
  • heikikker en poelkikker;

In de heidekernen komen bovendien relictpopulaties van een hele reeks rodelijstsoorten voor. Sommige van deze habitats (3130 en 3140) komen (ook) voor in voormalige zandwinningsplassen en worden omwille van de samenhang ook onder dit landschap besproken.

Realisatie van drie middelgrote heidekernen met topkwaliteit:
Nergens in het gebied komt een voldoende grote aaneengesloten oppervlakte heide voor die nodig is voor het bereiken van een goede staat van instandhouding van de habitattypische soorten. Versterking (vergroting) van de heidekernen is dus absoluut noodzakelijk. De belangrijkste deelgebieden hiervoor zijn het militair domein van Malle, het militair domein van Tielen en de Visbeekvallei. In deze deelgebieden komen nog goed ontwikkelde landduinen voor waardoor het gebied essentieel is in Vlaanderen voor de landduinhabitats 2310 en 2330 (cfr. G-IHD). Bovendien zijn de heidekernen in de militaire domeinen centraal gelegen en door een brede bosgordel enigszins tegen negatieve externe milieu-invloeden (vermesting, verzuring, enz.) gebufferd.

  • 1. De omgeving van het vliegveld van Malle is een kerngebied in Vlaanderen voor het dwerghaverbond, een subtype van habitattype 2330. De nog grotendeels met naaldhout beboste landduinen langs het oostelijk deel van de landingsbaan kunnen vrijgemaakt worden zodat een aaneengesloten oppervlakte landduinhabitats ontstaat. Dankzij de ZW-NO-oriëntatie van de landingsbaan zijn er goede kansen voor actieve windwerking en spontane dynamiek in deze landduinen.
  • 2. In het militair domein van Tielen zullen voor het bereiken van een goede staat van instandhouding van habitattypische soorten twee middelgrote gevarieerde heidelandschappen (landduinhabitats, vochtige en droge heide, heischrale graslanden en vennen) gecreëerd worden, die met elkaar verbonden worden via een corridor langs de spoorlijn.
  • 3. De Visbeekvallei is samen met het Groot Schietveld het laatste leefgebied voor de Adder in Vlaanderen, maar de actuele populatie is te klein. De adder is een habitattypische soort voor heidebiotopen. Voor een duurzame adderpopulatie is dus een toename van de heidebiotopen noodzakelijk. Daarom zal de oppervlakte vochtige en droge heide, landduinhabitats en heischraal grasland in de Visbeekvallei aanzienlijk uitgebreid worden.

Kwaliteitsverbetering van de heidehabitats:
De habitatstructuur in de heidekernen is meestal zwak ontwikkeld en vaak dreigt ook vergrassing en/of verbossing door gebrek aan beheer. Naast oppervlaktetoename is dus ook kwaliteitsverbetering van de heidekernen aan de orde. Dit heeft betrekking op het verhogen van de habitatstructuur en het terugdringen van vergrassing en verbossing door gericht beheer. In vochtige heide is vergrassing en verbossing vaak het gevolg van verdroging. De kwaliteitsverbetering van de vochtige heide is dus onlosmakelijk verbonden met het herstel van de natuurlijke hydrologie.

Toename van vennen met Oeverkruidgemeenschappen en van de populaties Drijvende waterweegbree:
Het behoud van de goed ontwikkelde vegetaties van voedselarme tot matige voedselrijke stilstaande wateren (3130 en 3140) in voormalige zandwinningsplassen (Mellevijver, centrale vijver in het Grotenhoutbos) is een eerste doelstelling. Daarnaast zal de oppervlakte vennen met Oeverkruidgemeenschappen (3130) op korte termijn toenemen door venherstel in de Visbeekvallei (cfr. LIFE-project) en door de herinrichting van sommige verlaten visvijvers in de valleien van de Grote Kaliebeek en de Visbeek. Deze oppervlaktetoename geeft kansen voor de uitbreiding van het aantal populaties Drijvende waterweegbree in het gebied. Van deze soort, waarvoor het gebied ook van essentieel belang is in Vlaanderen, komt momenteel immers slechts één populatie voor in de Mellevijver.

Realisatie van een uitgestrekt complex van schrale graslanden in het militair domein van Malle
Langs de landingsbaan van het militair domein van Malle komt reeds een aanzienlijke oppervlakte soortenrijk struisgrasland (6230_ha) voor. Daarom is het gebied ook voor dit Europees prioritaire habitattype essentieel in Vlaanderen (cfr. G-IHD). Dankzij een samenspel van factoren (geschikte bodem, aangepast beheer, goede buffering van het vliegveld door de omliggende boscomplexen, …) zijn hier grote potenties voor het bereiken van een goede staat van instandhouding van dit habitattype en verscheidene habitattypische soorten. Ook de graslanden aan de westzijde van de landingsbaan dienen dus omgevormd te worden naar een complex van schrale onbemeste graslanden. In dit complex zal ruimte zijn voor ca. 10 ha extra soortenrijk struisgrasland. In de andere deelgebieden wordt gestreefd naar het onderling verbinden van de sterk versnipperde heischrale graslandjes tot grotere gehelen.

Doelsoorten
De volgende habitattypische soorten zullen profiteren van deze doelstellingen:

  • heikikker en poelkikker, twee bijlage 2-soorten van de habitatrichtlijn
  • nachtzwaluw en boomleeuwerik, twee bijlage 1–soorten van de vogelrichtlijn
  • de volgende rodelijstsoorten: gouden sprinkhaan, heidesabelsprinkhaan, negertje, snortikker, veldkrekel, beekoeverlibel, noordse witsnuitlibel, venglazenmaker, venwitsnuitlibel, koraaljuffer, tangpantserjuffer, groentje, heivlinder, heideblauwtje, zandloopkevers, vinpootsalamander, levendbarende hagedis, adder, tapuit
  • diverse soorten zeldzame en bedreigde spinnen, lieveheersbeestjes, loopkevers, spinnendoders, mieren, goudwespen, roofvliegen, enz.