Heidelandschap

Het heidelandschap is belangrijk voor een reeks van Europese soorten en habitattypes waaronder:

  • heidehabitats van landduinen (habitattype 2310 en 2330), Vochtige heide en Snavelbiesvegetaties (habitattype 4010 en 7150), Droge heide (habitattype 4030) en Heischrale graslanden (habitattype 6230); rbb struisgrasland;
  • voedselarme tot matige voedselrijke stilstaande wateren (habitattype 3130);
  • planten zoals de Drijvende waterweegbree;
  • ongewervelden zoals Gevlekte witsnuitlibel;
  • amfibieën zoals Heikikker, Poelkikker en Rugstreeppad;
  • reptielen zoals Gladde slang;
  • de broedvogels Boomleeuwerik en Nachtzwaluw;
  • Ingekorven vleermuis;

Volgende habitattypes en soorten worden als zeer belangrijk bestempeld in de G-IHD: Voedselarme tot matige voedselrijke stilstaande wateren: 3130 (BE2200034); Droge heide: 4030 (BE2200032, BE2200033 en BE2200034); Heischrale graslanden: 6230 (BE2200034); Gevlekte witsnuitlibel (BE2200032) en Boomleeuwerik (SBZ-V BE2221314).

De doelstellingen liggen bij de ontwikkeling en het herstel van grote, aaneengesloten, heide- en vennencomplexen in het Hageven en het complex Achelse Kluis / Beverbeekse heide. Beide gebieden vormen een grensoverschrijdend natuurgebied. Op kleinere schaal worden de heidehabitats in Bergerven vergroot. Er wordt gestreefd naar een totaal van 368 ha droge heide en droge, schrale graslanden en vochtige heide en venige habitats.

Essentieel is het realiseren van een aaneengesloten open heidegebieden om voldoende leefgebied voor duurzame populaties van Heikikker (landhabitat in Hageven en Warmbeekvallei), Rugstreeppad (Landhabitat Bergerven), Gevlekte witsnuitlibel (Warmbeekvallei en Hageven), Gladde slang (leefgebied Bergerven) en populaties van Boomleeuwerik (foerageergebied) en van Nachtzwaluw ) te bekomen. Voor een aantal soorten (amfibieën en vleermuizen) is het verbinden van de actueel gescheiden leefgebieden (door ontsnipperingsmaatregelen) noodzakelijk binnen SBZ.

Grote delen vochtige heide zijn vergrast met pijpenstrootje of verbost. Door onder meer het dempen van ontwateringsgrachten kan hier de verzuring en verdroging verder worden tegengegaan. In de droge sfeer zijn landduinvegetaties en open stuivend zand vaak door gebrek aan beheer geëvolueerd naar een naaldbos. Een belangrijke taak ligt in het herstellen van deze landduinvegetaties en van het heischraal grasland.

Voor talrijke Europese soorten zijn ook regionaal belangrijke biotopen zoals bremstruwelen belangrijk alsook vennen en struisgraslanden. Hiervoor is behoud van de actuele oppervlaktes van deze rbb’s noodzakelijk. Deze doelstellingen zijn ook nodig voor een goede lokale staat van instandhouding van een hele reeks habitattypische soorten en zoals Heidesabelsprinkhaan, Blauwvleugelsprinkhaan, Veldkrekel, Heivlinder, Groentje, Heivlinder, Heideblauwtje, Gentiaanblauwtje, Kommavlinder, Heikikker, Poelkikker, Rugstreeppad, Kempense heidelibel, Noordse en gewone venwitsnuitlibel, Koraaljuffer, en Klokjesgentiaan.