Poelen, vennen en plassen

Onder ‘poelen en vennen’ verstaan we kleine, ondiepe wateren. In het gebied betreft het onder meer waterlichamen die ontstaan zijn door oude, artisanale kleiontginningen, veedrinkpoelen, natuurlijke poelen en met het oog op natuurontwikkeling gegraven poelen. Anderzijds zijn er de plassen die groter en dieper zijn en allemaal ontstaan zijn door kleiontginning. Aan beide zijn specifieke Europees beschermde natuurwaarden (habitattypes en soorten) verbonden.

De poelen en vennen zijn vooral belangrijk voor de rijke amfibieënfauna: heikikker, poelkikker en kamsalamander. Voor het duurzaam voorkomen van deze soorten dient in eerste instantie gewerkt te worden aan inrichting en beheer van kerngebieden waar kwalitatief goed ontwikkelde voortplantingsgebieden en landhabitats samen voorkomen. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor migratiemogelijkheden tussen populaties. De kamsalamander vraagt bijzondere aandacht omdat dit gebied ‘zeer belangrijk’ is voor het behoud van de Kamsalamander in Vlaanderen. Maar ook voor heikikker is aandacht nodig aangezien het voorkomen van de soort in het gebied wellicht nog niet ten volle gekend is en wellicht grote populaties voorkomen.

De oevers van heel wat plassen herbergen typische vegetaties die behoren tot het Europees beschermde habitattype 3130 - Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflorae en/of de Isoëto-Nanojuncetea. Het habitatrichtlijngebied is ‘essentieel’ voor dit habitattype en heeft dus een grote bijdrage aan het realiseren van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen voor dit habitat in Vlaanderen. Binnen het gebied is er meer dan 102 ha van dit habitat aanwezig. Hierin zijn zowel de eigenlijke oevervegetaties als de grote wateroppervlakken van de betreffende plassen begrepen. De kwalitatieve verbetering en de toename van de eigenlijke oevervegetaties vormen de basis bij het formuleren van doelen.

In het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het habitattype spelen ook de bossen of heidegebieden er omheen een belangrijke rol aangezien deze als buffer/scherm fungeren ten aanzien van negatieve invloeden uit te omgeving.

De plassen spelen daarnaast ook een belangrijke rol voor eenden, ganzen, zwanen en steltlopers. Dit heeft vooral te maken met de rust op en nabij de plassen. Door het verbeteren van de kwaliteit van de plassen en het behoud van de rust kan de waarde van de plassen voor deze watervogels nog verhogen. De plassen zijn ook belangrijk voor vleermuizen die foerageren boven waterpartijen en hun zomerverblijfplaatsen hebben in bosgebieden.