Heikikker

Rana arvalis
Fauna
Amfibieën en reptielen
heikikker, (c) Yves Adams

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud van de huidige populaties, waarbij gestreefd wordt naar minimaal 200 roepende mannetjes per populatie, die zich in een grote of meerdere kleine, nabijgelegen waterpartijen voorplanten.

+

Oplossen van eutrofiëring en/of verzuring, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

Dit is een relatief kleine kikker (lichaamslengte tot 7 cm) die sterk gelijkt op de Bruine kikker. De Heikikker is slanker gebouwd, heeft een spitsere snuit en de meeste dieren hebben een brede lichtgekleurde band op het midden van de rug. Sommige mannetjes van de Heikikker vertonen tijdens enkele dagen in de paartijd een blauwe kleur op de keel of soms over het gehele lichaam. Tijdens de voortplantingsperiode kan men de mannetjes ook herkennen aan de gespierde voorarmen en de zwarte paringsborstels op de duimen. De larven bereiken een totale lengte van 4-5 cm en zijn erg moeilijk te onderscheiden van de larven van de Bruine kikker.

De verspreiding in Vlaanderen is beperkt tot de provincies Antwerpen en Limburg. Binnen deze provincies vertoont de Heikikker een plaatselijke en enigszins gefragmenteerde verspreiding.

De oppervlakte van geschikte leefgebieden (heiden en voedselarme laagveenmoerassen) is tijdens de laatste eeuw enorm afgenomen. In de relictgebieden vormen verzuring, verdroging en eutrofiëring van de voortplantingsplaatsen de voornaamste bedreigingen. De aanwezigheid van vissen, in combinatie met weinig waterplantengroei als schuilplaats voor de larven, is er eveneens ongunstig.

Verzuring van vennen dient vermeden omdat dit de eieren doet beschimmelen. Daarnaast zijn een goede waterkwaliteit en het visvrij houden van de voortplantingswateren belangrijk. De aanleg van faunatunnels en nieuwe voortplantings- en overwinteringsplaatsen zijn gunstige maatregelen om populaties uit te breiden en met elkaar te verbinden. Kleinschalige beheersingrepen (plaggen, maaien, branden, opschonen van vennen) genieten de voorkeur. Vochtige bosjes en struwelen op de heide kunnen belangrijk zijn als overwinteringsplaats.

In Vlaanderen is de Heikikker strikt gebonden aan voedselarme milieus zoals vochtige heidevelden, laagveengebieden en voedselarme moerassen en bossen. Als voortplantingsplaatsen gebruikt de Heikikker in Vlaanderen vennen, grachten, kleine vijvers en depressies die zwak zuur, voedselarm tot matig voedselrijk water bevatten. De eiklompjes worden veelal afgezet op ondiepe (10 tot 25 cm), windbeschutte plaatsen met weinig schaduw. Vaak zijn dat inhammen in de oeverzone, gekenmerkt door de aanwezigheid van veenmosslenken of een stelsel van Pijpenstrootjesbulten en slenken. Ook tijdelijk ondergelopen greppels en depressies op of naast zandwegen worden gebruikt als paaiplaatsen. Landactieve Heikikkers houden zich op in vochtige heiden, heischrale graslanden en vochtige bossen met veel bladstrooisel en dood hout. Vooral terreinen met een permanent hoge waterstand zijn geschikt.