Ruige dwergvleermuis

Pipistrellus nathusii
Fauna
Zoogdieren
Ruige dwergvleermuis
Verspreidingskaart (2007), Ruige dwergvleermuis

Deze soort lijkt sterk op de Gewone dwergvleermuis maar is iets groter en forser gebouwd (vleugelspanwijdte 23 tot 25 cm). Het belangrijkste verschil is de lengte van de vijfde en derde vinger. De vacht is donkerbruin; de kleine oren zwart en rond.

Het centrum van het verspreidingsgebied is gelegen in Midden- en Noordoost-Europa. Ruige dwergvleermuizen vertonen jaarlijkse trekbewegingen tussen de zomer- en winterkwartieren en kunnen daarbij grote afstanden afleggen (tot 2.000 km). De meeste waarnemingen in Vlaanderen hebben betrekking op doortrekkende dieren in het voor- en najaar of solitaire mannetjes tijdens de zomer. Ze kunnen frequent en overal in Vlaanderen worden waargenomen. Er zijn aanwijzingen dat de soort bij ons in kleine aantallen overwintert; reproductie is nog niet met zekerheid aangetoond en is voor West-Europa waarschijnlijk uitzonderlijk.

De voornaamste bedreigingen vormen het verdwijnen en verstoren van geschikte winter-, doortrek- en zomerverblijfplaatsen.

Behoud van oude, zieke bomen met holtes en spleten en losse schors is een belangrijke positieve maatregel. Het behoud van winterverblijfplaatsen van de Gewone dwergvleermuis in gebouwen is ook voor deze vleermuis potentieel gunstig. In de jachtgebieden zijn behoud en herstel van kleinschalige landschapselementen, aaneengesloten, lijnvormige beplantingen en beschutte oevers belangrijk voor de doortrekkende en overzomerende dieren.

Winterverblijfplaats ’s Winters wordt de soort in kleine aantallen in allerlei holle ruimten en spleten van gebouwen, in houtstapels en in boomholten aangetroffen. Bij zeer koud weer worden warmere plekken opgezocht, zoals zolders. Zomerverblijfplaats De soort verblijft in de zomer weinig in gebouwen, maar vooral in boomholten, achter losse schors en in vogel- en vleermuiskasten, vaak in de nabijheid van water. Jachtgebied De soort bewoont water- en bosrijke landschappen. De meeste jachtgebieden betreffen kanalen, rivieren, vijvers en bossen. Als vliegroute worden aaneengesloten, lijnvormige landschapselementen, zoals bomenrijen, gevolgd.