Boslandschap

Het boslandschap wordt in deze SBZ beschouwd als bestaande uit de habitattypes 9120, 9160, 9190 en 91E0. Deze komen voor in samenhangende complexen met diverse overgangen tussen diverse types, waarbij in enkele gebieden de droge types domineren (9120 en 9190) en in andere de natte (91E0).
Voor de habitattypes 9120 en 91E0 wordt de SBZ als zeer belangrijk beschouwd. Er wordt gestreefd naar de realisatie van een robuust netwerk van enkele grote boskernen die op lange termijn garanties bieden voor de instandhouding van leefbare populaties van de typische soorten van deze kernen en hun boshabitats. Hierdoor kunnen knelpunten als sterke versnippering, slecht gebufferde bossen die onderhevig zijn aan eutrofiëring / nutriëntenaanrijking gemilderd worden. De twee andere bostypes 9160 en 9190 die nagenoeg steeds aansluiten op vorige types, liften mee op deze globale aanpak.Concreet kunnen enkele grote categorieën op vlak van doelstellingen onderscheiden worden voor de bossen:

  • 1. Kwaliteitsverbetering op vlak van structuur
    De boshabitats binnen dit SBZ hebben op dit ogenblik in heel veel deelgebieden een onvoldoende gevarieerde structuur.
    Door het toepassen van een natuurgericht bosbeheer in bossen zal het aandeel aan dikke bomen, dood hout, gevarieerde randen en open plekken op termijn toenemen. Dit zijn maatregelen die veel van de habitattypische soorten en bijlagesoorten ten goede zullen komen. Een dergelijk natuurgericht beheer wordt voorzien in veel beheerplannen, voor bossen in eigendom van/beheerd door het ANB of de erkende terreinbeherende verenigingen. Bij andere openbare besturen en privé-bossen gelegen in VEN zal door toepassen van de CDB (Criteria Duurzaam Bosbeheer), ook de structuurdiversiteit op termijn nog toenemen.
    Op de droge zandgronden is het van belang om gevarieerde randen met overgangen naar heide en heischrale vegetaties te voorzien om kleine populaties van de bijlagesoorten Boomleeuwerik en Nachtzwaluw te voorzien (vnl. in noordelijke delen van het SBZ: deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos) evenals habitattypische soorten als Levendbare hagedis, Hazelworm, etc…. Op de natte zandgronden zijn dergelijke kleinschalige habitats van belang voor diverse habitattypische soorten van natte heide en overgangssituaties (o.a. Groentje, Aarbeivinder, …). 1 Drongengoed-Maldegemveld en 6 Stropersbos zijn de belangrijkste deelgebieden voor dergelijke overganssituaties. Op de rijkere natte bodemtypes zijn dergelijke randen en zomen van belang om optimale condities te creëren voor leefbare populaties van habitattypische soorten van natte ruigtes en graslanden (Sprinkhaanzanger, Blauwborst, …) – evenals meer habitattypische soorten van lichtrijke natte bossen (Goudvink, Nachtegaal, Kleine Ijsvogelvlinder). Het voorzien van dergelijke overgangsituaties is voornamelijk van belang in deelgebieden 3 Het Leen, 8 Vallei Moervaart-Zuidlede, maar ook plaatselijk in 6 Stropersbos en 10 Zeverenbeekvallei.

  • 2. De realisatie van kwalitatief degelijke grote boshabitatkernen voornamelijk voor de types 9120 & 91E0
    De realisatie van een aantal grote boskernen, die een leefbare populatie bevatten van de grotere oppervlaktebehoevende faunasoorten, is een belangrijk streefdoel om een goede staat van instandhouding te bereiken binnen dit SBZ voor de boshabitats.
    Er wordt één grote boskern in de droge sfeer met richtwaarde 525 ha beoogd in deelgebied 1 Drongengoed-Maldegemveld (belangrijke kern van 9120, lokaal ook 9160 en 91E0), waardoor lange termijngaranties kunnen gegarandeerd worden voor een stabiele populatie van onder meer de bijlagesoorten Zwarte Specht, Middelste Bonte Specht en Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische bossoorten (indicatoren van stuctuurrijke bossen Bosuil, Boomklever, Havik, en Rode Lijst-soorten gebonden aan randen en open plekken zoals Zomertortel). Daarnaast vormen 3 Het Leen, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos ook belangrijke gebieden voor de realisatie van kwalitatieve grote boskernen (vnl. 9120 / 9190, maar ook 91E0 in Stropersbos).
    Voor de realisatie van één grote boskern in de alluviale sfeer (91E0) is er slechts één mogelijkheid, namelijk in deelgebieden 8&9 Vallei Moervaart-Zuidlede. Een dergelijk kern, met een richtwaarde van 444 ha is van belang voor een belangrijke populatie van de bijlage soort Wespendief, maar evenzeer voor tal van andere habitattypische soorten en Rode Lijstsoorten van natte bossen, zoals Wielewaal, Matkop, Nachtegaal, Goudvink, Kleine IJsvogelvlinder, etc… Volgende methoden kunnen de realisatie van deze boskernen bewerkstelligen:
    • A. Omvorming van bestaande ‘niet habitatwaardige’ bossen voorzien (2a). In de door de Vlaamse overheid beheerde bossen en bossen in beheer van de erkende terreinbeherende verenigingen en in het kader van herstelprojecten worden maatregelen voorzien welke tot bijkomend habitat zullen leiden. De deelgebieden met een aanzienlijke bosoppervlakte in beheer van het ANB/provincie/erkende terreinbeherende verenigingen zijn 1 Drongengoed-Maldegemveld, 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos (Kwadebossen), 6 Stropersbos, 7 Heidebos en 8&9 vallei van Moervaart-Zuidlede. 20-80% van de niet inheemse bestanden zal hier op termijn tot bijkomend habitat leiden. Via stimulerende maatregelen, kunnen ook privé-eigenaars ingezet worden om bijkomend habitat te realiseren. Zij kunnen een uitgebreid bosbeheerplan opstellen, waarbij ook de CDB dienen gevolgd te worden. Een voorbeeld hiervan is deelgebied 2 Kraenepoel en Markettebossen.
    • B. Bosuitbreiding. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen bosuitbreiding ten behoeve van de realisatie van hoofdzakelijk het type 9120 en 9190 (drogere bossen, al dan niet aangevuld met plaatselijk andere bostypes ) en bosuitbreiding voor de realisatie van het type 91E0 (natte en alluviale bossen, al dan niet aangevuld met plaatselijk andere bostypes).
      Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos dat een groot aandeel van het type 9120 en 9190 (en plaatselijk 9160) bezit, komen deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 5 Burkel, 6 Stropersbos en 7 Heidebos het best in aanmerking. Aanvullend zijn kleinere uitbreidingen wenselijk in onder meer deelgebied 3 Het Leen. Dit gaat om een richtwaarde van 171 ha bosuitbreiding.
      Voor de realisatie van een grote aaneengesloten oppervlakte bos in de alluviale sfeer (vnl. type 91E0, plaatselijk 9160), komen de deelgebieden 8&9 Vallei van de Moervaart-Zuidlede het best in aanmerking. Hierbij wordt de realisatie van voldoende grote kernen aan alluviaal bos beoogd. Kleinere oppervlaktes aan bosuitbreiding zijn daarbovenop noodzakelijk in deelgebieden 10 Zeverenbeekvallei, 3 Het Leen, 5 Burkel, 9 Vallei Moervaart-Zuidlede (Puyenbroeck) en 12 Vinderhoutse Bossen (ook zie hieronder bij verbinden en versterken van de kernen). Dit gaat in het totaal om een richtwaarde van 175 ha bosuitbreiding, waarbij deelgebied 8 Moervaartvallei voor de realisatie van een grote aaneengesloten kern moet zorgen.

  • 3. Het degelijk bufferen van kleinere boskernen en/of verbinden van kleinere boskernen
    Dit is een algemene doelstelling die voor de kleinere boskernen binnen de verschillende deelgebieden voorgesteld wordt. Veel kleine boskernen in de deelgebieden voldoen niet aan het MSA en zijn bovendien vaak in een erg intensief agrarisch gebied gelegen, waardoor ze slecht gebufferd zijn. Hierdoor is het verdwijnen van typische bossoorten in deze kernen een reëel gevaar. Door deze kernen, die vaak kleine en kwetsbare satellietpopulaties van typische soorten bevatten, te bufferen en uit te breiden of ze te verbinden met de grotere bossen, kan de kans op het lokaal uitsterven sterk worden gereduceerd. Dit gaat om verbindingen via kleinschalige bosuitbreiding tot kleinschalige landschappelijke elementen zoals hagen en houtkanten. Kleinschalige bosuitbreidingen worden voorgesteld in de hierboven vernoemde deelgebieden zoals 2 Kraenepoel en Markettebossen, 3 Het Leen, 5 Burkel, 7 Heidebos, 9 Vallei Moervaart-Zuidlede, 10 Zeverenbeekvallei en 12 Vinderhoutse Bossen.
    Daarnaast hebben ook bossen met een geïsoleerde ligging, zoals 4 Bellebargiebos (Kwadebossen) en 11 Bos van Ooidonkkasteel, ook nood aan buffering om lange termijn garanties voor het overleven van de habitattypische soorten te kunnen garanderen.

  • 4. Plaatselijk de hydrologie herstellen
    Deze doelstelling geldt in hoofdzaak voor herstel en realisatie van (grond)waterafhankelijke bostypes (91E0, plaatselijk 9160), waarbij ook mogelijkheden voor herstel en realisatie gecreëerd worden voor habitattypes uit het grasland- en moeraslandschap (6410, 6430 en 6510). Om een gunstige staat van instandhouding te kunnen bereiken is het van belang dat de natuurlijke hydrologie voor dit type hersteld wordt. De voornaamste deelgebieden waar plaatselijk hydrologie dient hersteld te worden ten voordele van het type 91E0 zijn deelgebieden 3 Het Leen, 4 Bellebargiebos, 6 Stropersbos en 8&9 vallei Moervaart-Zuidlede. Uiteraard dient dit bekeken te worden vanuit de principes van goed nabuurschap en het omliggende grondgebruik.
    In 6 Stropersbos is men reeds gestart met deze maatregelen via een Life-dossier. Potentieverkenning voor herstel van hydrologie gebeurde reeds in de Ecohydrologische studie van de Moervaartvallei en wordt o.a. verder uitgewerkt in onderzoek naar de haalbaarheid van een Natuurinrichtingsproject in de Fondatie-Heirnisse. Uit deze studies blijken voldoende potenties te bestaan voor de beoogde habitattypes. In het ecohydrologisch onderzoek voor natuurinrichtingsproject Fondatie-Heirnisse werden de scenario’s verfijnd om binnen het afgebakende studiegebied maximale natuurwinst te realiseren en de effecten erbuiten minimaal te behouden (streven naar hydrologische isolatie).