Heidelandschap

Het heidelandschap bevat in deze SBZ de habitattypes 2330, 3130, 4010, 4030 en 6230. Deze habitattypes zijn in deze SBZ onlosmakelijk met elkaar verbonden en komen in mozaïeken voor. Bemerk dat in het deelgebied Drongengoed-Maldegemveld eveneens glanshaverhooiland voorkomt (habitattype 6510), in overgang naar vochtig heischraal grasland (type 6230_hmo). Ook de bermen van de startbaan (in oorsprong heischrale vegetaties, maar jarenlang overbemest) kunnen voor ongeveer 50 % als glanshavergrasland beschouwd worden. Deze mozaïek zal (met mogelijke verschuiving naar heischraal grasland) ook in de toekomst behouden blijven (voor de doelen van het habitattype 6510 verwijzen we naar het grasland- en moeraslandschap). Volgens de G-IHD is deze SBZ zeer belangrijk voor habitattype 6230 heischraal grasland, terwijl voor de natte en droge heide (4010, 4030) de SBZ als belangrijk werd aangeduid. Binnen het huidige versnipperde heidelandschap wordt voor de habitattypes 2330, 4010, 4030 en 6230 naar een voldoende staat van instandhouding gestreefd. Kwaliteit in deze complexen betekent voldoende grote oppervlakten zodat ook het voorkomen van eraan gebonden fauna zoals de bijlagesoorten Nachtzaluw en Boomleeuwerik, maar ook diverse Rode Lijst-soorten zoals Aarbeivlinder, Kleine ijsvogelvlinder, Groentje, Veldkrekel, Levendbarende hagedis wordt verzekerd. Momenteel zijn duurzame populaties van deze soorten niet gegarandeerd.

Gesommeerd over de verschillende heidehabitats (2330, 4010, 4030, 6230) is het doel een extra oppervlakte van 144 ha. De doelstellingen voor herstel van heidevegetaties situeren zich vooral in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos. Binnen deze deelgebieden worden kernen nagestreefd van 5 à 15 ha grootte, binnen de gestelde ecologische potenties (vb. geen potenties voor natte heide in Heidebos). Deze kernen worden omgeven door kleinere satellietpopulaties (die minstens tijdelijk populaties kunnen herbergen van de habitattypische soorten) en met elkaar verweven. Doordat uitwisseling tussen kern- en satellietpopulaties mogelijk is, wordt de kans op lokaal uitsterven tot een minimum beperkt.

Binnen de deelgebieden dient in eerste instantie zorg besteed te worden aan de kwaliteitsverbetering van de aanwezige heidehabitats. Verder is uitbreiding noodzakelijk om een landschappelijke en ecologische verbinding van deze heidekernen te realiseren, zodat migratie van soorten tussen de verschillende kernen mogelijk wordt. Dit heidelandschap is een dynamisch landschap en is in dit SBZ aanwezig in een complex met het boslandschap (vooral habitattype 9120 en 9190). Structuurrijkdom vormt het streefdoel, met oude heidestruiken afgewisseld met jonge heide en open plekjes, naast boom- en struikopslag (tot maximum 30%). Overgangen naar het bos zijn geen scherpe randen (ontwikkelen van bosranden, bosschages,…). Het ecologisch functioneren van heidehabitats in overgang naar boslandschap biedt een betere buffering tegen externe invloeden en biedt een grotere structuurrijkdom voor de aanwezige fauna zoals Boomleeuwerik en Nachtzwaluw. Daarnaast maken ook oligotrofe plassen deel van het heidelandschap (habitattype 3130, essentieel). Het type komt voor in deelgebied 2 Kraenepoel en Markettebossen. Het heidelandschap zal grotendeels gerealiseerd worden door omzetting van naaldhoutaanplanten (in eigendom van het ANB of natuurvereniging) in het kader van heideherstelprojecten in deelgebieden 1 Drongengoed-Maldegemveld, 6 Stropersbos en 7 Heidebos, zoals in uitgevoerde en lopende projecten al mogelijk bleek, en aangepast opvolgingsbeheer.