Nachtzwaluw

Caprimulgus europaeus
Fauna
Vogels
Nachtzwaluw
Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus)
Verspreidingskaart Nachtzwaluw. Kaart afkomstig van de atlas van de Vlaamse broedvogels van 2000 - 2002.
Vogelrichtlijngebieden voor Nachtzwaluw. Rood: belangrijk broed-, trek- en/of overwinteringsgebied. Oranje: broed-, trek- en/of overwinteringsgebied met kleinere aantallen.
Jonge nachtzwaluw

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud van de huidige gemiddelde populatie van 550 broedparen

+

Oplossen van niet afgestemd menselijk gebruik, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Geen extra oppervlakte leefgebied nodig naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Nachtzwaluw is een bruingrijze vogel met ingewikkelde tekening die overdag, met gesloten ogen en perfect gecamoufleerd, zit te rusten op de grond of een dikke tak. Het is een nachtactief dier met een kenmerkend groot oog. Het mannetje heeft sneeuwwitte vlekken op de handpennen en witte staarthoeken. Deze vlekken ontbreken bij het vrouwtje en de onvolwassen vogels. Mannelijke nachtzwaluwen zijn het opvallendst tijdens de baltsvlucht wanneer ze naast een insectachtige zang ook een soort vleugelgeklap laten horen. De dieren vliegen licht en wendbaar: even stijgend, kort biddend, plots snel glijdend en uit het zicht verdwijnend. De zang is ver dragend (vaak tot op één kilometer hoorbaar) en bestaat uit een hard snorren (van dichtbij ratelend), dat met korte tussenpauzes urenlang te horen is, van de late avondschemering tot het ochtendgloren. Door zijn levenswijze en aangepaste camouflage is de Nachtzwaluw overdag uiterst moeilijk waar te nemen.

Het broedareaal omvat heel Europa behalve het uiterste noorden. De Nachtzwaluw is een zomervogel die laat toekomt in het broedgebied (meestal een eind in mei) en in september terugtrekt naar de overwinteringsgebieden in tropisch Afrika. In Vlaanderen broeden naar schatting 500-550 paren, hoofdzakelijk in de Limburgse Kempen. De soort komt er vooral voor op de overgang van grote heidegebieden met dennenbossen. Recent werden geschikte biotopen in de Antwerpse Kempen ook weer bezet. In de relictbiotopen van Oost- en West-Vlaanderen is de soort al ruim één decennium verdwenen, met uitzondering van een recente vestiging te Moerbeke en occasionele meldingen in de kustduinen en in de bossen nabij Beernem.

--
Sinds het einde van de 19e eeuw degradeerde en versnipperde het habitat van de Nachtzwaluw in snel tempo. Hierdoor werd zij opgenomen in Bijlage I van de EU-Vogelrichtlijn en de Vlaamse Rode Lijst waar zij ingedeeld worden bij de ‘Kwetsbare soorten’ die op termijn tot status ‘Bedreigd’ kunnen overgaan. Met uitzondering van enkele Waalse populaties in Lagland, Spa-Malchamps en Croix-Scaille (totaal 50-60 koppels) treffen we Nachtzwaluwen in België hoofdzakelijk aan op de Kempense zandgronden.

Na een absoluut dieptepunt met 208-281 broedparen in 1980 lijkt zich vandaag een opmars af te tekenen, maar schattingen van de populatiegrootte zijn sterk uiteenlopend. In Limburg wordt het aantal broedparen geschat op 500 in 2002 en 800 koppels in 2008. Het is echter noodzakelijk deze gegevens met uiterste voorzichtigheid te benaderen omdat tellingen gebaseerd zijn op het aantal zangposten in de getelde gebieden, en niet op het werkelijke aantal broedkoppels dat mogelijk lager ligt.

Als gevolg van de intensivering van de houtproductie voor steenkoolmijnen werden vanaf de 19de eeuw ecologisch waardevolle heidegebieden in Bosland beplant. Het huidige bosareaal bestaat hoofdzakelijk uit naaldhout (91%), met Corsicaanse den Pinus nigra var corsicana (59%) en Grove den Pinus sylvestris (35%) als voornaamste soorten. De belangrijkste ecologische waarden in het projectgebied worden toegeschreven aan heide-, ven- en stuifduingebieden en heischrale graslanden. Zij getuigen, samen met de nationaal en- Europees beschermde soorten die dit habitat verkiezen, van het historisch uitgestrekte heidelandschap in Noord-Limburg. Om de instandhouding van de ecologische waarden te garanderen, staat de ontwikkeling van een netwerk van open habitats, gefundeerd op wetenschappelijke kennis over soorten en habitats, hoog op de agenda in Bosland.

Uit de resultaten van onderzoek (bron: Tracing Nature) blijkt dat het leefgebied van de Nachtzwaluw vele malen groter is dan eerst werd gedacht. Zo worden gemiddelde oppervlakten van 100ha gevonden per individu. Hierbij moet rekening gehouden worden met een sterke onderschatting in oppervlakte door de gebruikte analyse. In vergelijking met eerdere schattingen (5ha) is deze 100ha toch een aanzienlijk verschil. Ook de plaats waar Nachtzwaluwen voedsel gaan zoeken is opmerkelijk. Zo blijken zij voedsel te gaan zoeken in de kleinschalige landbouwgebieden rondom de heide- en duingebieden. Deze resultaten hebben uiteraard sterke consequenties voor het beheer voor de Nachtzwaluw.

Verstoring of vernietiging van de nestplaats, een hoge recreatiedruk, habitatverlies en het gebruik van insecticiden zijn de belangrijkste bedreigingen. De soort verdwijnt wanneer in het broedgebied te veel bomen opschieten.

De combinatie van bomen waar insecten zich ophouden en de aanwezigheid van open, zandige ruimten en onbegroeide plekken die, als gevolg van het warmtehoudend vermogen, vaak insecten aantrekken en dus uitstekende foerageerplaatsen vormen, is essentieel voor het verzekeren van een voldoende groot voedselaanbod. Het beheer van geschikte broedgebieden dient hierop afgestemd te zijn. Vermits de natuurlijke successie van de broedgebieden leidt tot bos, dient dit door menselijk beheer te worden tegengegaan. Op plaatsen waar nogal wat Nachtzwaluwen foerageren, valt een nachtelijk rijverbod op secundaire wegen te overwegen.

Een netwerk met open plekken en variërende overgangen naar ijle bosbestanden is aangewezen om geschikte broedgebieden te creëren. Het is belangrijk dat de overgangen voldoende begroeiing met jonge boompjes en onbegroeide aarde bevatten. Netwerken worden opgebouwd uit kernen en verbindingen. De kernen zijn dan de open plekken o.a. heide-, stuifduin- en vengebieden. Om open gebieden te creëren worden veelal volledige kappingen uitgevoerd, gevolgd door plaggen of chopperen. Hierbij wordt de bovenlaag weggehaald tot op de zandlaag.
Scherpe randsituaties wordt door nachtzwaluwen als ongunstig beschouwd. Beter is dus om bijkomend de aangrenzende bosrand te dunnen zodat natuurlijke verjonging er spontaan kan ontwikkelen.
Open gebieden kunnen als permanent open of halfopen beheerd worden. In het eerste geval is het aangewezen, bij onvoldoende betreding, te frezen of eggen om te verhinderen dat deze plaatsen vergrassen. Halfopen gebieden kunnen beheerd worden door een lichte begrazing. Dit lijkt de meest aangewezen methode om lokale structuur en insectendiversiteit te verhogen (Lensink 1989, Maréchal 1989b). De opslag van geïsoleerde jonge bomen die zo ontstaat, moet niet negatief zijn voor het voorkomen van nachtzwaluwen. Wel dient men enigszins rekening te houden met tijdstip en intensiteit van begrazing.
De brede open wegen met dagzomend zand vormen de verbinding tussen deze kernen. Deze brede, golvende wegen kunnen een dubbele rol vervullen in het open netwerk. Lokaal zullen deze wegen een bijdrage leveren aan de oppervlakte open habitat, en dus broedgelegenheid voor de nachtzwaluw. Op grotere schaal zullen deze wegen als verbindingsgebied dienen waarlangs kleinere diersoorten zich naar geschikte gebiedenkunnen verplaatsen. Naast de ecologische functies kunnen brede wegen belangrijke economische functies vervullen. Als brandweg kunnen zij de verspreiding van vuur verhinderen in droge periodes.
Als exploitatieweg kunnen zij zorgen voor een gemakkelijke toegang tot de gewenste bosbestanden wanneer deze worden ontgonnen.

Om de nachtzwaluwpopulatie op lange termijn in stand te houden, worden vandaag vaak enkel beheerwerken uitgevoerd in broedgebieden. Uit onderzoek blijkt echter dat nachtzwaluwen niet enkel afhankelijk zijn van de gebieden kort bij hun slaap- of broedplaatsen. Vaak zoeken zij tijdens het broedseizoen voedsel op meer dan anderhalve kilometer.Na het broedseizoen legden zij afstanden tot drie kilometer en verder af. Het belang van de voedselgronden wordt dus sterk onderschat, maar hun ligging is ook vaak onbekend. Indien deze voedselgronden verdwijnen door een gebrek aan een aangepast beheer, zullen de dure ingrepen bij de broedplaatsen weinig uithalen. Nachtzwaluwen zouden vooral gaan jagen in de kleinschalige, extensieve landbouwgebieden, nabij waterpartijen en natte heide. Ook in deze gebieden wordt best geopteerd voor een gevarieerd landschap met voldoende uitkijkposten, hagen, opslag en nectarplanten voor insecten.

De Nachtzwaluw is een vogel van structuurrijke (oude) heidegebieden met een geleidelijke overgang naar open tot halfopen bossen op zandgrond met brede zandvlakten of -paden. Er wordt ook genesteld in kapvlaktes. Het nest bevindt zich steeds op de grond. In de schemering en ’s nachts wordt er gejaagd op insecten zoals nachtvlinders, muggen en kevers, die met wijd opengesperde bek gevangen worden.

De nachtzwaluwachtigen bezetten een speciale ecologische niche van insectivore vogels die jagen tijdens schemering en nacht. In tegenstelling tot vleermuizen of uilen jagen zij niet met behulp van sonar of geluid, maar enkel op het zicht. Zij beschikken dan ook over speciale morfologische- en fysiologische aanpassingen. Het dieet bestaat vooral uit nachtactieve motten, maar ook uit kevers. Aangezien nachtzwaluwen weinig selectief zijn in hun voeding, zal de voedselsamenstelling afhangen van het aanbod. De beschikbaarheid aan insecten kan variëren volgens biotooptype, jaar, seizoen, temperatuur en vochtigheid, maar ook volgens de voorplantingstijd van de insecten.

Naast de ontwikkeling van grote ogen beschikt ieder oog over een gezichtsveld van 180° en kan ieder oog afzonderlijk gedraaid worden om de achterliggende omgeving te verkennen. Bij het openen van de bek kan er langs de snavel gekeken worden waardoor de prooi nauwkeuriger gevangen kan worden. Ook de interne structuur van de ogen is aangepast. Het netvlies bestaat uit een groot aantal staafjes en achter het netvlies komt een tapetum lucidum voor. Andere ontwikkelingen in de kopstreek focussen zich op de ‘verwerking’ van prooien. Tasthaartjes op de bovensnavel vergroten het vangoppervlak, verkleinen de ontsnappingsmogelijkheden voor insecten en beschermen de ogen. Een sterk doorbloed gehemelte en de tastharen op de bovensnavel zouden toelaten snel te reageren bij de vangst van een insect. Een verwijde slokdarm dient voor de opslag en snelle kanalisatie van voedsel. De veren van de nachtzwaluw zijn zacht, zoals bij uilen, dit maakt het voor hen mogelijk geruisloos te vliegen en prooien makkelijker te naderen.

Tijdens onderzoek (bron: Tracing Nature) werd in 2012 voor de eerste keer integraal onderzoek gedaan naar de voedselbeschikbaarheid van Nachtzwaluwen. Hierbij werd in verschillende biotopen de beschikbaarheid van voedsel gemeten. Ook werd bij gevangen Nachtzwaluwen de aanwezigheid van prooien in de bek nagegaan. Dit onderzoek kwam tot stand dankzij de hulp van twee studenten van de Universiteit Hasselt, die dit project als hun eindwerk Bachelor Biologie vervullen, en LIKONA.

Jaarlijkse broedvogel