Specifieke natuurdoelen

De kwaliteit van de bossen in dit gebied moet verbeteren en er moet bos bijkomen. In het Hallerbos hebben de bomen te vaak dezelfde leeftijd. Veel van de andere bossen zijn te klein en te versnipperd om gezond te zijn. Dat maakt ze minder geschikt voor dieren zoals de wespendief en de zwarte specht. Het water in de valleien en bronbeken moet van goede kwaliteit zijn. En in de beekvalleien moeten grasland- en bosgebieden beter op elkaar aansluiten.

Dit zijn de specifieke natuurdoelen voor gebied 'Hallerbos':

Boslandschap

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van de oppervlakte van 150 ha (actueel) naar 206 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 6 ha. De omvorming van naaldhout naar loofhout gebeurt vooral in Hallerbos, Begijnenbos en Gasthuisbos.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een voldoende tot goede staat van instandhouding nagestreefd over de volledige bosoppervlakte binnen dit SBZ. Op middellange termijn (20-40 jaar) wordt ernaar gestreefd minimaal 50 ha habitat met een goede tot uitstekende staat van instandhouding te realiseren bij voorkeur in de grotere oude boshabitatkernen. Kwaliteitsvereisten: zie habitat 9130. De ontwikkeling van verschillende open plekken (3- 5 ha) bestaande uit ‘Brabantse heide’ is noodzakelijk en wordt beschouwd als een meerwaarde voor het behoud van de habitattypische soorten gebonden aan bossen, bosranden en heide.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van 530 ha (actueel) naar 650 ha, met richtwaarde voor bosuitbreiding 44 ha. Dit mag niet ten koste gaan van RBB’s.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een voldoende tot goede staat van instandhouding nagestreefd over de volledige bosoppervlakte binnen dit SBZ. Op middellange termijn (20-40 jaar) wordt ernaar gestreefd minimaal 160 ha habitat met een goede tot uitstekende staat van instandhouding te realiseren bij voorkeur in de grotere oude boshabitatkernen. De habitatstructuur kan verder verbeterd worden door meer variatie in de horizontale en verticale structuur te brengen waaronder het ontwikkelen van een struiklaag, het creëren van bijkomende en voldoende grote open plekken, het verhogen van het aandeel staand en liggend dood hout, een gevarieerdere soortensamenstelling en het creëren van interne en externe bosranden (habitat 6430). Overgangs- en gradiëntsituaties (tussen droog-nat, open-gesloten …) zijn waardevol en moeten zeker versterkt worden zodat ook habitatverbetering gerealiseerd kan worden voor Sleedoornpage en Iepenpage (RBS).

Bij het beheer moet er voldoende aandacht zijn voor het behoud van dode en holle bomen (in functie van leefgebied voor vleermuizen – zie verder- en Boommarter). Het aantal dikke bomen (omtrek > 250 cm) moet maximaal behouden worden. Deze bomen dienen in voldoende mate verspreid in het bos te blijven voorkomen. De habitatkwaliteit wordt als gunstig beschouwd als volgend habitattypische soorten voorkomen: Houtsnip, Havik, Boommarter, Wespendief, Zwarte specht, Middelste bonte specht, Vleermuizen, Vuursalamander, Das, Hazelworm, Kleine ijsvogelvlinder, Vliegend hert. Een voldoende buffering van dit habitat is noodzakelijk.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van 165 ha (actueel) naar 245 ha, met als richtwaarde voor bosuitbreiding 37 ha. Dit wordt voorzien in deelgebieden 6 Markvallei ; dg 9 en 10 Zuunvallei; dg 1 Hallerbos; dg 11 Bos ter Rijst; dg 2 Kesterbeek ; dg 4 Begijnenbos; dg 5 Lembeekbos; dg7 Wolfsputten en dg 8 Kesterheide
Bebossingen mogen niet ten koste gaan van RBB’s.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Globaal wordt een voldoende tot goede staat van instandhouding nagestreefd over de volledige bosoppervlakte binnen dit SBZ. Op middellange termijn (20-40 jaar) wordt ernaar gestreefd minimaal 115 ha habitat met een goede tot uitstekende staat van instandhouding te realiseren bij voorkeur in de grotere oude boshabitatkernen. Habitatkwaliteit moet ook voldoen aan de habitatvereisten van Bronlibel en Vuursalamander. Om de kwaliteitsdoelstellingen te halen moet naar een natuurlijke waterhuishouding van de vallei (incl. ligging infiltratiegebieden) gestreefd worden en een goede waterkwaliteit beoogd worden. Grensoverschrijdende aanpak is noodzakelijk (cfr. Europese Kaderrichtlijn Water).

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van ‘Brabantse heide’ van 6 ha naar 29 ha heischraal grasland en heidevegetaties (toename van 5 ha 4030 en 18 ha 6230). Er worden 2 kernzones voorzien in de Vroenenbos (deelgebied 2400009-1 ) en de Kesterheide (deelgebied 2400009 – 8).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsvereisten:

 

  • aanwezigheid van een structuurrijke mozaïekvegetatie
  • aanwezigheid van natuurlijke gradiëntrijke overgangen naar boshabitat (o.a. 9190) onder vorm van een ijle bosrand
  • aanwezigheid van open zandige zones
  • voldoen aan specifieke vereisten van habitattypische soorten zoals Levendbarende hagedis, Knopsprietje, Kleine vuurvlinder, Boompieper en Groene zandloopkever
  • beperkt voorkomen van indicatoren voor verbossing, verruiging en vervilting

 

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van ‘Brabantse heide’ van 6 ha naar 29 ha heischraal grasland en heidevegetaties (toename van 5 ha 4030 en 18 ha 6230). Er worden 2 kernzones voorzien in de Vroenenbos (deelgebied 2400009-1 ) en de Kesterheide (deelgebied 2400009 – 8).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsvereisten:

 

  • aanwezigheid van een structuurrijke mozaïekvegetatie
  • aanwezigheid van natuurlijke gradiëntrijke overgangen naar boshabitat (o.a. 9190) onder vorm van een ijle bosrand
  • aanwezigheid van open zandige zones
  • voldoen aan specifieke vereisten van habitattypische soorten zoals Levendbarende hagedis, Knopsprietje, Kleine vuurvlinder, Boompieper en Groene zandloopkever
  • beperkt voorkomen van indicatoren voor verbossing, verruiging en vervilting

 

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is zeer moeilijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties in het SBZ. Vanuit het voorzorgsprincipe is het echter aangewezen om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ-H kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de biotopen maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, jachtgebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de jachtbiotopen, aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

  • Bescherming, optimalisatie en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving
  • Zoeken naar opportuniteiten om nieuwe verblijfplaatsen te creëren of te optimaliseren.
  • Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors), met een goede spreiding ervan over de boscomplexen. Richtwaarde uit de literatuur : 7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie (Dufour. D, 2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een sterke toename van het aandeel dikke bomen is dan ook aangewezen.
  • Zorgen voor een hoge insectenrijkdom in de leefgebieden (hoog voedselaanbod)
  • Vergroten horizontale structuur van bossen: verhogen aandeel insectenrijke open plekken(ruigte, bloemrijk hooiland, Brabantse heide) en goed ontwikkelde interne en externe bosranden. Deze verbeteropgave is vervat in de geformuleerde doelstellingen voor de boshabitattypen.
  • Vergroten verticale structuur (gelaagdheid) van bossen. Deze verbeteropgave is vervat in de geformuleerde doelstellingen voor de boshabitattypen.
  • Realiseren van geschikte verbindingen tussen boscomplexen
  • Aandacht voor dreven en dreefbomen
  • Zones die niet volledig bebost zijn: behoud en ontwikkeling landschappelijke diversiteit. en behoud, herstel en versterking lijn- en puntvormige KLE’s
  • Beheer van parken en dreven met bijzondere aandacht voor het behouden van bomen (ook exoten)met holten en scheuren die als kolonieverblijfplaats of overwinteringsplaats van vleermuizen kunnen dienen.
Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is zeer moeilijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties in het SBZ. Vanuit het voorzorgsprincipe is het echter aangewezen om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ-H kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de biotopen maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, jachtgebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de jachtbiotopen, aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

  • Bescherming, optimalisatie en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving
  • Zoeken naar opportuniteiten om nieuwe verblijfplaatsen te creëren of te optimaliseren.
  • Realiseren van geschikte verbindingen tussen boscomplexen
  • Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors), met een goede spreiding ervan over de boscomplexen. Richtwaarde uit de literatuur : 7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie (Dufour. D, 2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een sterke toename van het aandeel dikke bomen is dan ook aangewezen.
  • Zorgen voor een hoge insectenrijkdom in de leefgebieden (hoog voedselaanbod)
  • Vergroten horizontale structuur van bossen: verhogen aandeel insectenrijke open plekken(ruigte, bloemrijk hooiland, Brabantse heide) en goed ontwikkelde interne en externe bosranden. Deze verbeteropgave is vervat in de geformuleerde doelstellingen voor de boshabitattypen.
  • Vergroten verticale structuur (gelaagdheid) van bossen. Deze verbeteropgave is vervat in de geformuleerde doelstellingen voor de boshabitattypen.
  • Aandacht voor dreven en dreefbomen
Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

  • Bescherming, optimalisatie en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving
  • Zoeken naar opportuniteiten om nieuwe verblijfplaatsen te creëren of te optimaliseren.
  • Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors), met een goede spreiding ervan over de boscomplexen. Richtwaarde uit de literatuur : 7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie (Dufour. D, 2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een sterke toename van het aandeel dikke bomen is dan ook aangewezen.
  • Zorgen voor een hoge insectenrijkdom in de leefgebieden (hoog voedselaanbod)
Omschrijving populatiedoelstelling

Ontwikkelen van een duurzame populatie in de SBZ-H met meerdere broedplaatsen op een onderlinge afstand van maximum 3 km, kaderend in een soortenbeschermingsplan.
Behoud en versterking van het areaal hoogstamboomgaarden, holle wegen en beboste taluds in de betrokken deelgebieden

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Realisatie van in totaal minimum 10 ha geschikt leefgebied in de bossen van deelgebieden Begijnenbos, Meigemheide, Gasthuisbos, Hallerbos, Kesterbeekvallei en Zevenbronnen. Iedere geschikte zone moet een minimum oppervlakte van 1 ha hebben. De meest potentievolle zones zijn zuidhellingen en zuidranden van de bossen. Specifieke aandachtpunten voor de inrichting van leefgebied zijn

  • Realisatie van ijle bosstructuren en open plekken aan de zuidranden en zuidhellingen van geschikte bossen. Maximale overschaduwing boomlaag: 50 %.
  • Continuïteit beschikbaarheid van voldoende dood hout, verspreid over het bos maar in het bijzonder nabij potentiële en effectieve broedplaatsen. Streefcijfers: min. 3 dikke (diam. > 40 cm) dode bomen/ha en de continuïteit van dit aanbod garanderen. Aanleg van kunstmatige broedhopen op geschikte locaties tot deze streefcijfers gerealiseerd worden.
  • Maximaal behoud van oude of zieke, aftakelende bomen (kwijnende bomen). Richtcijfer > 3 dikke levende bodem/ha.
  • In de hoogstamboomgaarden : dode bomen laten staan en boomgaarden opnieuw aan te vullen met nieuwe hoogstammen
  • Open houden van het hakhout in holle wegen en beboste taluds waar de soort voorkomt met recuperatie van een deel van het hout door het aanleggen van broedstoven of ter plekke laten liggen. Behoud van Robinia op plaatsen waar Vliegend hert voorkomt.
  • Geen graafwerken of herbestemmingen op plaatsen met hoogstamboomgaarden, holle wegen of beboste taluds voordat de aanwezigheid van deze soort is gecontroleerd.

Valleilandschap van de bronbeken en de grote valleien

Oppervlaktedoelstelling
=/+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud van bestaande relictvegetaties in de vallei van de Mark oost (2400009- 6), in de Zuunbeekvallei (24009-9 en 10) en in vijvers Zevenbronnen (2400009-1b).

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsvereisten:

  • een goede waterkwaliteit in de vallei van de Mark en de Zuunbeek
  • wegwerken van plaatselijke eutrofiëringsbronnen
  • geschikt zijn als leefgebieden voor IJsvogel en Bittervoorn
Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van de actuele oppervlakte van 2 ha in de deelgebieden Hallerbos (2400009-1a) en Kesterbeekvallei (2400009-2) naar 5 ha in dezelfde deelgebieden met als richtwaarde voor uitbreiding 1 ha

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsvereisten:

  • optimaliseren natuurlijk hydrologie zodat natuurlijke aanvoer van kalkrijk grondwater hersteld kan worden
  • behoud specifieke waterkwaliteit
  • spontane verbossing terugdringen
  • Buffering van dit habitat is noodzakelijk.
Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Behoud van de actuele oppervlakte van ± 55 ha Afwisseling met RBB dottergraslanden nastreven. Nadruk ligt op de de (Zuun- en) Markvallei (2400009-5). Plaatselijke toename van dit habitattype in de grote valleigebieden mag niet ten koste gaan van het areaal dottergraslanden op gebiedsniveau.
Behoud van 6430 in overige deelgebieden in overgang tussen dotterbloemgraslanden en valleibossen.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Een verbetering van de kwaliteit van de moerasspirearuigten door het instellen van een gericht beheer en het optimaliseren van de waterhuishouding.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Voor de vochtige boszomen wordt gestreefd naar een toename tot ¼ van de externe bosrand. Toename van 12-15 km.
Interne bosranden: toename van 5–8 km.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Om te kunnen evolueren naar een goede tot uitstekende staat van instandhouding is het noodzakelijk om voldoende brede (> 5 m) bosranden te ontwikkelen. De vegetatie heeft geleidelijke overgangen van kruidige delen (zoom) via struwelen (mantel) naar aangrenzend bos. Het verbinden tussen verschillende open plekken wordt als supplementair zeer waardevol beschouwd.

Oppervlaktedoelstelling
+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Toename van 30 ha naar 72 ha.
Dit zal vooral gerealiseerd worden in de deelgebieden Hallerbos (2400009-1; Markvallei (240000-6; Wolfsputten (2400009-7; Kesterheide (240000-8; en Zuunvallei (2400009-9 en 10; dg 2, 3 en 5. Richtwaarde voor uitbreiding is 19 ha.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Kwaliteitsverbetering van de vaak gedegradeerde of ruige vormen met weinig sleutelsoorten via een aangepast hooilandbeheer en met opwaardering van KLE’s in dit type als extra maatregel. Dit voor minstens een voldoende staat van instandhouding. Het ontwikkelen van mantelzoomvegetatie op eventuele bosrandzone wordt als supplementair zeer waardevol beschouwd. Op hellingen en taluds met relictvegetaties van heischraal grasland (6230 of 6510) of wasplaten wordt gekozen om de graslandhabitats verder te ontwikkelen. Dit vormt een meerwaarde in combinatie met het graslandhabitat 6510.

Oppervlaktedoelstelling
=/+
Omschrijving oppervlaktedoelstelling

Minstens behoud waar het fysisch milieu dit toelaat (cf. G-IHD)
Op dit moment is voorkomen gekend in deelgebieden Hallerbos Kesterbeekvallei, Lembeekbos, Markvallei, Kesterheide en Wolfsputten. Bijkomend onderzoek over het voorkomen en habitatkwaliteit is noodzakelijk.

Kwaliteitsdoelstelling
=/↑
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Maximaal behoud van de kalkrijke bronzones en brondebieten. Voorzien van voldoende buffering van deze habitats (vaak gelegen in valleibossen 91E0 of blauwgrasland 6410). Behoud en verbetering van de milieukarakteristieken: waterkwaliteit grondwater, specifieke chemische samenstelling grondwater, brondebieten, ….Uit voorzorgsprincipe alle mogelijke ingrepen uitsluiten die een effect kunnen hebben op de milieukarakteristieken van dit habitat. Bijvoorbeeld: ontwatering, wijzigingen in het afvoerregime van de bronbeken, verontreiniging van het grondwater,…

Omschrijving populatiedoelstelling

Uitbreiding van de aanwezige populaties in de Steenputbeek en Kapittelbeek.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Optimalisatie en toename leefgebied

  • Een doorgedreven afkoppeling van lozingen van afvalwater en streven naar een verlaging van de zoutbelasting van de Kapittelbeek en de Steenputbeek, als gevolg van het strooien van wegen.
  • Beperken klei- en leemafspoeling naar bovenvermelde waterlopen waardoor grindsubstraat bedekt raakt met fijn substraat
  • Hermeandering van de Kapittelbeek ten noorden van het Vroenenbos (habitatherstel)
  • Opheffing van de vismigratieknelpunten op de Steenputbeek, Kapittelbeek, Molenbeek, Rilroheidebeek en Zoniënbosbeek.
Omschrijving populatiedoelstelling

Minstens behoud van de aanwezige populaties in de SBZ

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Behoud of herstel van voor bittervoorn geschikte biotopen in de valleideelgebieden: zuurstof- en waterplantrijke, zwak stromende of stilstaande waters met zoetwatermosselen. Deze doelstelling is deels overlappend met de doelstellingen voor 3150.

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is zeer moeilijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties in het SBZ. Vanuit het voorzorgsprincipe is het echter aangewezen om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ-H kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de biotopen maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, jachtgebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de jachtbiotopen, aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

  • Bescherming, optimalisatie en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving
  • Zoeken naar opportuniteiten om nieuwe verblijfplaatsen te creëren of te optimaliseren.
  • Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors), met een goede spreiding ervan over de boscomplexen. Richtwaarde uit de literatuur : 7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie (Dufour. D, 2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een sterke toename van het aandeel dikke bomen is dan ook aangewezen.
  • Zorgen voor een hoge insectenrijkdom in de leefgebieden (hoog voedselaanbod)
  • Handhaving of herstel van ecologisch waardevolle vijvers: goede waterkwaliteit, natuurlijk visbestand in evenwicht met de draagkracht van het systeem en natuurlijke oevers. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor het habitattype 3150.
  • Verlichting in de omgeving van open water kan de kwaliteit van de zone als jachtgebied sterk doen afnemen (o.a. voor de lichtschuwe Watervleermuis). Waar mogelijk moet verlichting worden aangepast of uitgeschakeld. Nieuwe verlichting of verhoogde blootstelling aan verlichting (bv. door verwijderen van vegetatiescherm) moet vermeden worden.
  • Behoud en aanleggen van stroken met kruidige vegetaties (ruigten, bloemrijk hooiland) in de nabijheid van waterpartijen (verhogen insectenaanbod)
  • Zones die niet volledig bebost zijn: behoud en ontwikkeling landschappelijke diversiteit. en behoud, herstel en versterking lijn- en puntvormige KLE’s.
  • Beheer van parken en dreven met bijzondere aandacht voor het behouden van bomen (ook exoten)met holten en scheuren die als kolonieverblijfplaats of overwinteringsplaats van vleermuizen kunnen dienen.
Omschrijving populatiedoelstelling

Versterken en uitbreiden van eventuele relictpopulaties in de SBZ.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Optimalisatie van de leefgebieden in de deelgebieden van de SBZ van het voormalig areaal: herstel van een halfopen landschap met wei-, hooiland en akkers afgewisseld met veel KLE’s zoals houtkanten, struweel, poelen etc. (boccagelandschap). De waterkwaliteit van het waterhabitat is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Prioritair deelgebied is BE240009-6 (Markvallei). Het doel binnen SBZ moet kaderen in een ruimer soortenbeschermingsplan.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

  • Bescherming, optimalisatie en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving
  • Zoeken naar opportuniteiten om nieuwe verblijfplaatsen te creëren of te optimaliseren.
  • Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors), met een goede spreiding ervan over de boscomplexen. Richtwaarde uit de literatuur : 7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie (Dufour. D, 2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een sterke toename van het aandeel dikke bomen is dan ook aangewezen.
  • Zorgen voor een hoge insectenrijkdom in de leefgebieden (hoog voedselaanbod)
Omschrijving populatiedoelstelling

Voorwaardelijk doel:
Versterken en uitbreiden van de relictpopulatie in het Hallerbos-Zevenbronnen indien de soort nog voorkomt.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Voorwaardelijk doel: biotoopverbetering in SBZ-H (Hallerbos, Zevenbronnen): realisatie van zonbeschenen open plaatsen met voldoende schuilmogelijkheden op een korte afstand van een geschikt waterbiotoop (jaarrond waterhoudend en bij voorkeur visvrij of met een zeer laag visbestand).

Omschrijving populatiedoelstelling

Het voordragen van populatiedoelen voor deze soorten is zeer moeilijk, aangezien voor alle soorten te weinig gekend is van de populaties in het SBZ. Vanuit het voorzorgsprincipe is het echter aangewezen om aan te geven op welke vlakken de leefgebieden voor de vleermuissoorten in het SBZ-H kunnen verbeterd worden. Aangenomen wordt dat indien de biotopen maximaal verbeterd worden, de vleermuissoorten die daarbij gebaat zijn eveneens in een goede staat van instandhouding zullen verkeren. Iedere soort heeft haar eigen ecologische niche en dus haar eigen vereisten inzake zomerverblijfplaatsen, jachtgebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit. Toch zijn er een aantal algemene kwaliteitseisen te identificeren en kunnen op basis van de jachtbiotopen, aanvullende kwaliteitseisen geïdentificeerd worden. Met die kennis kunnen verbeteropgaven voor de leefgebieden in het SBZ-H geformuleerd worden.

Kwaliteitsdoelstelling
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

  • Bescherming, optimalisatie en behoud in een goede staat van alle gekende zomer- en winterverblijfplaatsen in gebouwen (en restanten ervan) in het SBZ-H en haar omgeving
  • Zoeken naar opportuniteiten om nieuwe verblijfplaatsen te creëren of te optimaliseren.
  • Toename van het aantal bomen met holten (naar boven uitgerotte spechtenholten, andere rottingsholten en losse schors), met een goede spreiding ervan over de boscomplexen. Richtwaarde uit de literatuur : 7 à 10 bomen met holten/ha (Meschede & Heller, 2000). De kans op holteontwikkeling neemt toe met de diameter van de bomen. Uit een studie (Dufour. D, 2003) blijkt dat de kans op holten sterk toeneemt vanaf 250 cm omtrek (=5 % kans op holten). 1 op 3 bomen met een omtrek van 300 cm bleek holten te bevatten. Een sterke toename van het aandeel dikke bomen is dan ook aangewezen.
  • Zorgen voor een hoge insectenrijkdom in de leefgebieden (hoog voedselaanbod).
  • Handhaving of herstel van ecologisch waardevolle vijvers: goede waterkwaliteit, natuurlijk visbestand in evenwicht met de draagkracht van het systeem en natuurlijke oevers. Deze verbeteropgave is deels vervat in de geformuleerde doelstellingen voor het habitattype 3150.
  • Verlichting in de omgeving van open water kan de kwaliteit van de zone als jachtgebied sterk doen afnemen (o.a. voor de lichtschuwe Watervleermuis). Waar mogelijk moet verlichting worden aangepast of uitgeschakeld. Nieuwe verlichting of verhoogde blootstelling aan verlichting (bv. door verwijderen van vegetatiescherm) moet vermeden worden.
  • Behoud en aanleggen van stroken met kruidige vegetaties (ruigten, bloemrijk hooiland) in de nabijheid van waterpartijen (verhogen insectenaanbod).
Omschrijving populatiedoelstelling

Voldoende tot goede staat van instandhouding van bestaande populaties: deelgebied Kesterbeekvallei, Markvallei (indien waarnemingen). Grote valleigebieden met jaarlijkse overstromingen (Markvallei en Zuunbeekvallei): indien waarnemingen is het doel hier een voldoende tot goede staat van instandhouding.

Kwaliteitsdoelstelling
=
Omschrijving kwaliteitsdoelstelling

Vanuit het voorzorgprincipe: behoud van de potentieel geschikte leefgebieden. Herstel van de habitats tot een goede kwaliteit in minimum de deelgebieden waar de soort aanwezig is : Grote Zeggenvegetaties, zeggenrijke broekbossen en overgangen naar rietruigten en dottergraslanden.

Roxanne Lestiboudois
Agentschap voor Natuur en Bos