Gewestelijke natuurdoelen

34 miljoende waarde van de CO² opgeslagen in de biomassa van Natura 2000

De gewestelijke natuurdoelen geven weer wat in Vlaanderen nodig is om een veilige toekomst te bieden (zowel binnen als buiten Natura 2000) voor soorten en habitattypes die in heel Europa bedreigd zijn. Hoeveel broedparen zijn bijvoorbeeld nodig voor een levensvatbare Vlaamse populatie van een weidevogel? Hoeveel weides zijn daarvoor nodig? Van welk type moeten die zijn?

De gewestelijke natuurdoelen (gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen of G-IHD’s) van een Europees beschermd habitattype geven antwoord op deze vragen:

  • Welk verspreidingsgebied moet het habitattype in Vlaanderen hebben om zijn diversiteit te bewaren en bestand te zijn tegen schommelingen in het weer en andere rampen?
  • Welke oppervlakte moet het habitattype in Vlaanderen innemen om zijn kenmerkende soorten te kunnen herbergen, evenals de typische structuren en ecosysteemfuncties die nodig zijn voor het langdurig voortbestaan van de habitat?
  • Welke kwaliteit moeten de specifieke structuren en functies die nodig zijn voor het langdurig voortbestaan van het habitattype, hebben en welke typische soorten moeten aanwezig zijn?

De gewestelijke natuurdoelen van een Europees beschermde soort geven antwoord op deze vragen:

  • Welk verspreidingsgebied moet de soort in Vlaanderen hebben om zijn genetische diversiteit te bewaren en bestand te zijn tegen schommelingen in het weer en andere rampen?
  • Hoe groot moet de populatie van de soort zijn om de genetische diversiteit te bewaren, bestand te zijn tegen onvoorziene omstandigheden en een gezonde voortplanting, sterfte en dus leeftijdsopbouw te kennen?
  • Welke kwaliteit moet het leefgebied van de soort hebben op vlak van grootte en ecologische structuren en functies?

OFFICIEEL: De gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen zijn de verbeter- of behoudopgaven voor het behouden, herstellen of ontwikkelen van een gunstige staat van instandhouding op Vlaams niveau van in het Vlaamse Gewest voorkomende Europees te beschermen habitats of soorten.

De gewestelijke natuurdoelen moeten voldoen aan het Europese beleidskader, de doelstellingen van Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Ze hebben een wetenschappelijke basis, maar houden zoveel mogelijk rekening met een maatschappelijke toets en al eerder gemaakte afspraken en beslissingen, bijvoorbeeld het SIGMA-plan voor de veiligheid en mobiliteit in het Scheldebekken.

Oppervlakte en kwaliteit

In Vlaanderen is er voor Natura 2000 65.000 tot 80.000 ha kwaliteitsvol habitat aanwezig. Dat slaat zowel op de oppervlakte Europees te beschermen habitattypes als op leefgebied van Europees te beschermen soorten. Toch zijn tal van habitattypes en soorten in een ongunstige staat van instandhouding. De Vlaamse opdracht bestaat erin om 41.000 tot 55.000 ha kwaliteitsvol habitat bij te creëren en 4.000 tot 7.000 ha extra leefgebied voor soorten. Daarnaast moet er in de bestaande oppervlakte ook nog gewerkt worden aan een verbetering van de kwaliteit.

Door de toegepaste aanpak per soort en habitattype werden telkens afzonderlijke oppervlaktedoelen bepaald. De doeloppervlaktes voor de afzonderlijke habitattypes of soorten mogen echter niet zomaar bij elkaar opgeteld worden. De oppervlaktes kunnen elkaar immers geheel of gedeeltelijk overlappen. Samen moeten ze wel groot genoeg zijn om te voldoen aan ecologische (oppervlakte)vereisten voor een gunstige staat van instandhouding voor alle soorten en habitats. Kortom, in plaats van de verschillende oppervlaktedoelen op te tellen moet de 'unie' gemaakt worden.

Omvorming

De oppervlaktetoename zal worden gerealiseerd door enerzijds omvorming en anderzijds uitbreiding. Met omvorming wordt in de eerste plaats de bijsturing van het beheer van bestaande natuur- en bosgebieden bedoeld. Dat kan bijvoorbeeld door de omvorming van bestaande bossen naar een bostype dat voorkomt op de lijst van Europees te beschermen (bos)habitats. Dit kan worden verwezenlijkt op een termijn van verscheidene decennia door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer. Die Criteria Duurzaam Bosbeheer zijn overigens verplicht in het Vlaams Ecologisch Netwerk. Daarnaast wordt onder omvorming ook het aanpassen van het beheer in de erkende reservaten en de overheidsdomeinen verstaan, waardoor een toename van de oppervlakte aan Europees te beschermen habitats kan worden gerealiseerd.

Uitbreiding

Uitbreiding daarentegen is de concrete, extra toename aan Europees te beschermen habitattypes, via onder meer het toepassen van het stimulerend natuur- en bosbeleid en het in beheer nemen als erkend reservaat of natuurdomein. Globaal genomen wordt verwacht dat driekwart van de gewenste toename (31.000 tot 41.000 ha) zal gerealiseerd worden via omvorming en een kwart via uitbreiding (7.500 tot 10.000 ha).

Hoe werden de gewestelijke natuurdoelen bepaald?

Op Europees niveau is afgesproken hoe bepaald wordt wanneer een soort of een habitat in een gunstige staat van instandhouding is. De gewestelijke natuurdoelen geven in feite het antwoord op die vraag. Als deze doelen zijn bereikt, dan kunnen ze duurzaam overleven en voldoen de habitattypes en soorten aan die criteria.

Voor de habitattypes wordt daarbij gekeken naar:
  • Areaal: De grootte van de verspreiding van het habitattype in Vlaanderen en de trend daarin. Dat areaal moet groot genoeg zijn om een duurzaam voortbestaan te garanderen.
  • Oppervlakte: De som van de oppervlaktes van alle plekken habitat verspreid over Vlaanderen en de trend daarin. Die oppervlakte moet groot genoeg zijn om een duurzaam voortbestaan te garanderen.
  • Kwaliteit: De aanwezigheid van de specifieke structuren en functies, inclusief typische soorten. De noodzakelijke structuren en functies moeten op voldoende plaatsen voorkomen opdat een habitattype over lange tijd kan blijven voortbestaan. De soorten die maken dat een habitat is wat het is, moeten duurzaam aanwezig zijn.
Voor de soorten wordt er daarbij gekeken naar:
  • Areaal: De grootte van de verspreiding van de soort in Vlaanderen en de trend daarin. Dat areaal moet groot genoeg zijn om een duurzaam voortbestaan te garanderen.
  • Populatiegrootte: De som van de aantallen van de verschillende in Vlaanderen voorkomende populaties en de trend daarin. Deze totale populatie moet groot genoeg zijn om een duurzaam voortbestaan te garanderen.
  • Oppervlakte en kwaliteit van het leefgebied: De milieudrukken (vroeger en nu) en de toekomstige bedreigingen die de soorten in een ongunstige staat kunnen houden of brengen en daardoor de overleving op lange termijn in het gedrang kunnen brengen

De manier waarop de gewestelijke natuurdoelen werden bepaald, is vastgelegd in een onderbouwend rapport. Dit rapport beschrijft de concreet gebruikte methodes voor de habitattypes en soorten, de toepassing ervan op elk habitat en soort, en de vertaling in doelstellingen.

Het gevoerde proces

Van bij de start van het proces werden de belangrijkste stakeholders via een Vlaamse overleggroep betrokken bij de methode, de inhoud en de aanpak van de natuurdoelen. Dit proces resulteerde midden 2010 in gewestelijke natuurdoelen voor elke Europees te beschermen habitattype en soort.

In de loop van 2007 maakte het INBO de eerste officiële evaluatie van de staat van instandhouding van de Europees te beschermen habitats en soorten. Aan het eind van dat jaar gaf toenmalig bevoegd minister Crevits het startschot voor de opmaak van de IHD’s, waarbij van in het begin de relevante stakeholders betrokken moesten worden.

Na consultatie van die stakeholders werd begin 2008 een Vlaamse overleggroep opgericht, die later een meer formeel karakter zou krijgen. Met die overleggroep werden de basisafspraken over methode, inhoud en aanpak gemaakt. Dat overleg resulteerde in een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering, dat methode, inhoud en aanpak voor het opmaken van natuurdoelen vastlegt.

Het procedurebesluit werd goedgekeurd in 2009. Tezelfdertijd waren het ANB en het INBO bezig met het toepassen van de afgesproken methodes volgens de afgesproken methodiek. Eind 2009 werd een eerste ontwerp aan de Vlaamse overleggroep gepresenteerd. Dit werd op hun vraag voorgelegd aan een onafhankelijke groep wetenschappers ter kwaliteitscontrole.

Op basis van deze opmerkingen werd het rapport bijgestuurd en, na een consultatie van de betrokken Vlaamse administraties, uiteindelijk door de overleggroep aanvaard begin 2010. De resultaten van het rapport (het voorstel van gewestelijke natuurdoelen) werden in een besluit gegoten. Na advies door de officiële adviesraden werden de de doelen door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 23 juli 2010.

De formele procedure is als volgt:

  • Het ANB en het INBO maken een rapport op ter onderbouwing en motivering van de gewestelijke natuurdoelen.
  • Op basis van dat rapport stelt de minister een voorontwerp van de doelen vast na, in voorkomend geval, de overleggroep te hebben gehoord.
  • De Vlaamse Regering neemt een principiële beslissing over het vastgestelde voorontwerp van besluit betreffende de doelstellingen.
  • Deze worden voor advies aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, de SERV en de Strategische adviesraad voor Landbouw en Visserij voorgelegd.
  • Na die adviezen stelt de Vlaamse Regering de gewestelijke natuurdoelen definitief vast.

Documenten

Je vindt het onderbouwende rapport en het besluit gewestelijke natuurdoelen bij 'Publicaties' onder 'G-IHD'.

Hoe lees je de gewestelijke natuurdoelen?

De gewestelijke natuurdoelen zijn opgemaakt voor habitattypes en voor beschermde soorten, twee groepen die op zich niet met elkaar te vergelijken zijn. Toch zijn de doelen op een vergelijkbare manier gepresenteerd met aandacht voor het natuurlijk verspreidingsgebied (areaal), kwantiteit (oppervlakte voor habitattypes of populatiegrootte voor soorten) en kwaliteit (van het habitattype zelf of van het leefgebied van een soort).

Gewestelijke natuurdoelen voor habitattypes

De gewestelijke natuurdoelen voor elk Europees te beschermen habitat worden beschreven aan de hand van een tabel die per habitat de doelstelling aangeeft voor het areaal, voor de oppervlakte en voor de kwaliteit ervan.

  • Areaal: het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat. Dit komt ruwweg overeen met de ruimtelijke grenzen waarbinnen de habitat voorkomt. Dit is niet hetzelfde als de concrete plekken waar de habitat voorkomt. Het is de oppervlakte van de kleinst mogelijke ruimte waarbinnen de alle gekende plekken habitat voorkomen of het habitattype verwacht kan worden.
  • Oppervlakte: de som van de oppervlakte van elke plek habitattype die voorkomt in Vlaanderen.
  • Kwaliteit: het amalgaam van specifieke structuren en functies en de typische soorten. De habitatstructuur en habitatfuncties verschillen sterk tussen habitattypen. Het gaat echter altijd over ecologische processen die essentieel zijn voor het functioneren van een goed ontwikkeld habitat. Voor bossen is er bijvoorbeeld sprake van natuurlijke verjonging, gevarieerde ouderdomsstructuur, nutriëntencycli en aanwezigheid van dood hout. Voor waterafhankelijke systemen is het ecohydrologische regime essentieel, zodat verstoring daarvan ongunstig kan zijn. Versnippering kan in sterke mate het functioneren van habitats beïnvloeden en moet bijgevolg een onderdeel zijn bij het bepalen van specifieke structuren en functies. Typische soorten zijn die soorten die karakteristiek zijn voor de goed ontwikkelde vormen van het habitat.
Gewestelijke natuurdoelen voor soorten

De gewestelijke natuurdoelen voor elke Europees te beschermen soort worden beschreven aan de hand van een tabel die per habitat de doelstelling aangeeft voor het areaal, voor de populatie en voor de kwaliteit van het leefgebied.

  • Areaal: het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort. Dat komt ruwweg overeen met de ruimtelijke grenzen waarbinnen de soort voorkomt. Dit is niet hetzelfde als de concrete locaties waar de soort voorkomt. Het is de oppervlakte van de kleinst mogelijke ruimte waarbinnen alle gekende populaties voorkomen of verwacht kunnen worden.
  • Populatie: de totale populatie van de betrokken soort in Vlaanderen.
  • Kwaliteit van het leefgebied: de oppervlakte en kwaliteit van de habitattypes waarin de soort voorkomt, zoals onder andere de voortplantingsgebieden, de foerageergebieden en de rustgebieden. Het leefgebied moet voldoende groot (of stabiel of toenemend) zijn en de kwaliteit moet geschikt zijn voor het op lange termijn voortbestaan van de soort.
Toelichtingen bij gewestelijke natuurdoelen
Toelichting bij areaal en populatie

Bij de toelichting van het doel voor areaal en populatie wordt met uitbreiding of behoud een concrete uitbreiding bedoeld ten opzichte van de kennis zoals die op 17 april 2009 voorhanden was over populatie of areaal of het behoud van die huidige situatie.

Toelichting bij oppervlakte

De in de toelichting voorgestelde oppervlaktedoelen zijn minimale oppervlaktes die enkel rekening houden met de invulling van de ecologische functie. Naargelang de aard en omvang van het vooropgestelde, duurzame medegebruik van natuur en bos (sociale functie, economische functie…) of de te vervullen ecosysteemdiensten moeten daarvoor bijkomende oppervlaktes - naast de voorgestelde oppervlaktedoelen - worden voorzien. De oppervlaktetoename zal worden gerealiseerd door enerzijds omvorming en anderzijds uitbreiding.

Voor de berekening van de extra benodigde oppervlakte habitattypes moet ook duidelijk zijn dat afhankelijk van de toestand van het natuurlijk milieu (abiotische elementen, ruimtelijke en landschappelijke samenhang...) de benodigde oppervlakte-uitbreiding voor een habitat kan verschillen. Bijvoorbeeld in het geval van een slechte milieukwaliteit of versnippering is de benodigde oppervlakte-uitbreiding van een habitat groter. Indien een habitat niet goed gebufferd is en niet ingebed ligt in een groter natuurnetwerk is de benodigde extra oppervlakte ook groter. De vork van voorgestelde minima en maxima van oppervlakte-uitbreiding kent dan ook een dubbele oorsprong:

  • Volgens de stand van de wetenschap is het voor habitats niet mogelijk om de benodigde oppervlakte voor het volwaardig functioneren van een habitat in een exact cijfer uit te drukken. Meestal vindt dit plaats via een oppervlaktevork.
  • Het al of niet ingebed zijn in een groter geheel. Een habitat dat goed gebufferd is en waarvan de omgevingskwaliteit goed is, behoeft op zich meestal een kleinere oppervlakte-uitbreiding om tot een gunstige staat van instandhouding te komen.
Toelichting bij kwaliteit

In de toelichting van het doel op vlak van kwaliteit wordt een korte omschrijving van het globale doel gegeven aan de hand van op te lossen knelpunten (voor soorten: met inbegrip van de oppervlakte leefgebied). Het globale behoud of de globale verbetering van de kwaliteit is echter vooral afhankelijk van de concrete lokale situatie en kan daarom vele vormen aannemen. De op te lossen knelpunten van een eventuele lijst zijn niet per definitie van toepassing voor elke concrete habitatvlek, of voor elke concrete locatie waar de soort voorkomt. De verbetering van de kwaliteit of het bewaren ervan houdt in dat deze oorzaken moeten worden weggenomen op zoveel mogelijk plaatsen zodat over een voldoende grote oppervlakte het habitattype een voldoende goede kwaliteit kent om duurzaam in stand gehouden te kunnen worden.

In de toelichting van het kwaliteitsdoel wordt aangegeven welke de verbeter- en behoudsopgaven op vlak van kwaliteit zijn. Dat gebeurt aan de hand van kernbegrippen, die hieronder toegelicht worden.

  1. De verstoring van de waterhuishouding kan worden opgelost onder meer door het herstel van de natuurlijke hydrologie (waaronder de grondwaterinvloed) of door een aangepaste hydrologie, door het verminderen van de ont- en afwatering, door het herstel van of het aanpassen aan het natuurlijk peilregime en/of overstromingsregime of –dynamiek.
  2. De ongunstige waterkwaliteit kan worden opgelost door onder meer het herstellen van een voor de habitat goede waterkwaliteit, door het voorkomen, verminderen of stopzetten van rechtstreekse en/of diffuse lozingen en overstorten, door het herstel van de structuurkwaliteit of de geschikte morfologie van waterlopen en -lichamen, door het herstel van de hydrodynamische en hydrochemische randvoorwaarden. In het geval van een goede waterkwaliteit ligt de nadruk op het behoud van die goede waterkwaliteit, het behoud of herstel van de structuurkwaliteit of de geschikte morfologie.
  3. De eutrofiëring en/of verzuring kan worden opgelost door onder meer het vermijden van voedselaanrijking, door het beperken van de (naburige) bemesting, door het realiseren van effectgerichte maatregelen zoals het afvoeren organisch materiaal of slib, door het aanleggen van oeverzones en/of bufferstroken.
  4. Vervuiling kan worden opgelost door onder meer het opheffen of beperken van de bronnen van vervuiling, door bodemsanering, door het terugdringen van het gebruik van mogelijke vervuilende stoffen zoals pesticiden, door een effectgericht beheer.
  5. Versnippering kan worden opgelost door onder meer het lokaal uitbreiden van het habitat, door het met elkaar verbinden van bestaande habitatvlekken om te komen tot een minimale oppervlakte nodig voor een lokaal goede staat van instandhouding of door het opheffen van migratieknelpunten of –barrières voor de typische soorten.
  6. Niet afgestemd menselijk gebruik kan worden opgelost door onder meer een aangepaste inrichting en/of beheer van een gebied, door het creëren van rustgebieden en/of het reguleren van de toegankelijkheid, door het beperken van overbetreding of door bepaalde activiteiten bijvoorbeeld te verplaatsen of al dan niet tijdelijk af te bouwen, door het afstemmen van een maairegime.
  7. Het ontbreken van de natuurlijke dynamiek kan worden opgelost door onder meer het herstellen van of het creëren van ruimte voor de noodzakelijke natuurlijke dynamiek voor processen zoals erosie, sedimentatie, successie, zandverstuivingen of de knelpunten die deze dynamiek tegenhouden weg te nemen; of mocht die natuurlijke dynamiek bestaan door het behouden ervan.
  8. Voor habitats: Vegetatiewijziging kan worden opgelost door onder meer een aangepast of geschikt beheer en/of natuurtechnische ingrepen, door het herstel, behoud of ontwikkeling van de vegetaties (waaronder kleine landschapselementen), door het afremmen van successie en/of erosie, door het beperken of bestrijden van invasieve soorten.
  9. Voor soorten: Het tekort aan kwaliteit van het leefgebied kan worden opgelost door onder meer een aangepast of geschikt beheer en/of natuurtechnische ingrepen, door het herstel, behoud of ontwikkeling van de kwaliteit van het leefgebied, door het actief aanleggen van een leefgebied of verblijfplaats, door het creëren of stimuleren van voldoende voedselaanbod of door het beperken of bestrijden van invasieve soorten.

Behoud van de kwaliteit betekent dat de kwaliteit over heel Vlaanderen in globo in een goede staat is. Dat neemt niet weg dat het nodig kan zijn om gebiedsspecifiek toch maatregelen ter verbetering van de lokale kwaliteit te nemen om die goede toestand duurzaam te bewaren.