Rosse vleermuis

Nyctalus noctula
Fauna
Zoogdieren
Nyctalus noctula Rosse vleermuis
Verspreidingskaart (2007), Rosse vleermuis

=

Behoud van het huidige areaal

=

Behoud of groei van de huidige populatie

+

Oplossen van tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Instandhouding, herstel en ontwikkeling van waterrijke gebieden in een straal van 10 km van de zomerkolonies, naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

De Rosse vleermuis is met een vleugelspanwijdte tot 40 cm één van onze grootste vleermuizen. Ze lijkt sterk op de bosvleermuis, maar deze is kleiner en donkerder. De rosse (tot roodbruine) kleur van de rugvacht is een typisch kenmerk van de soort; de onderzijde is iets donkerder. Bij de mannetjes zijn in tijdens de paartijd vooral gele zwellingen van de buccale klieren zichtbaar. Deze soort heeft vrij smalle vleugels en een snelle vlucht.

In Europa komt de soort algemeen verspreid voor, met uitzondering van het grootste deel van Scandinavië en delen van het Middellandse-Zeegebied. Tijdens de zomer worden verspreid over heel Vlaanderenjagende dieren aangetroffen, kolonies zijn eerder zeldzaam (minder dan 10 zomerkolonies van deze soort zijn op dit moment (2015) bekend. Deze soort brengt de winter door in holle bomen, waardoor waarnemingen van overwinterende exemplaren nagenoeg ontbreken. In Noord- en Oost-Europa is de Rosse vleermuis een uitgesproken trekkende soort die afstanden van vele honderden kilometers kan afleggen tussen de zomer- en winterkwartieren. Omdat de winters bij ons milder zijn, zijn de trekbewegingen in Vlaanderen nihil of veel minder uitgesproken.

In vergelijking met oude gegevens blijkt deze soort duidelijk minder algemeen te zijn dan ongeveer 50 jaar geleden. Uit de database van Natuurpunt (waarnemingen.be) zijn er in de laatste 5 jaar minder dan 10 zomerkolonies ingegeven niettegenstaande een specifieke inventarisatiecampagne rond deze soort. Het verdwijnen van oude bomen met geschikte holten en spleten is de belangrijkste oorzaak, alsook een verdroging van moerassen en valleigebieden en vermindering van waterrijke gebieden.

Het voornaamste jachtbiotoop van de Rosse vleermuis is waterrijke gebieden en natte valleilandschappen zoals open moerasgebieden, vijvers, vennen, waterplassen (vijvers en meren).
De rosse vleermuis is een typische bos- en parkbewoner. De zomerverblijfplaatsen bevinden zich bij ons bijna uitsluitend in holle bomen, meer naar het oosten wordt de soort ook in gebouwen aangetroffen . Studies uit buitenland (Frankrijk, Polen en Duitsland) en gegevens uit onze regio (waarnemingen.be) tonen aan dat kolonies van deze soort hoofdzakelijk aangetroffen worden in oude spechtenholen. De dieren verhuizen geregeld tussen de 1 à 10 dagen en soms over grote afstanden. Nu en dan worden er ook dieren aangetroffen in (vleermuis- of nestkasten). Onderzoek uit Duitsland toonde eveneens aan dat in bepaalde gebieden gedurende de zomer enkel mannetjes aanwezig zijn en de vrouwtjes pas laat in de zomer aankomen.
Daarom is deze kritische bossoort is in eerste instantie gebaat met een aangepast bos- en parkbeheer, gericht op het behoud van oude bomen, waarbij vooral dikke bomen met holten dienen bewaard te worden. In een groot aantal van de gevallen gaat het hierbij om exoten zoals Amerikaanse eik, aangezien deze boom een iets zachtere structuur heeft dan onze inheemse eiken en spechten de voorkeur geven aan deze bomen om er holten in te kappen. Daarnaast zijn behoud en herstel van open moerasgebieden, vennen, waterplassen (vijvers en meren) en natte valleilandschappen in de onmiddellijke omgeving van de bewoonde bosgebieden belangrijk.

Als winterverblijfplaats worden meestal holle bomen gebruikt, uitzonderlijk kan men ze ook aantreffen in gebouwen. In België werd éénmaal een groep van minstens 50 dieren overwinterend aangetroffen achter een stuk loshangend plaaster in een oud kasteel. Hun voorkeur gaat uit naar bomen met een dikke wand en holten met een kleine opening, die daardoor klimatologisch het meest geschikt zijn. Meestal zitten ze dicht opeengepakt, waarbij de groepswarmte de overleving van vorstperiodes eveneens bevordert.
Tijdens de zomer verblijft de soort bijna uitsluitend in boomholten. Ook vleermuiskasten komen in aanmerking. Ze verhuizen vaak; eenzelfde kolonie heeft dus een groot aantal geschikte locaties nodig.
De Rosse vleermuis jaagt vooral boven moerassen en andere waterrijke gebieden, die tot ca. 10 km verwijderd liggen van de verblijfplaats. Ze worden daar al vaak in de vroege avond waargenomen, soms nog samen met foeragerende zwaluwen. Aaneengesloten, lijnvormige landschapsstructuren zijn niet noodzakelijk voor de verplaatsing naar de foerageergebieden. Rosse vleermuizen zijn uitstekende vliegers en jagen bij gunstig weer ook op grote hoogte (tot meer dan 200 m) op grote zwermen dansmuggen en andere insecten. Soms worden ze ook jagend rond straatlantaarns aangetroffen.

Gaat stelselmatig achteruit door het kappen van oude holle bomen, met name exoten zoals Amerikaanse eik.